Zwangerschapsbegeleiding in de eerste lijn vóór de 10e week van de zwangerschap
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

3-jarige trend

Trend vrouwen dat de zwangerschapsbegeleiding startte in de eerste lijn vóór de 10e week van de zwangerschap
Jaar | Alle zwangere vrouwen | Zwangere vrouwen in achterstandswijken | BI ondergrens (zwangeren) | BI bovengrens (zwangeren) | BI ondergrens (zwangeren achterst.) | BI ondergrens (zwangeren achterst.) |
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 34,9 | 28,2 | 32,7 | 37,2 | 24,7 | 31,7 |
2006 | 51,3 | 47,0 | 49,4 | 53,3 | 43,8 | 50,2 |
2007 | 63,9 | 56,9 | 62,3 | 65,5 | 54,3 | 59,6 |
2008 | 69,9 | 63,7 | 68,1 | 71 | 61,4 | 66,0 |
2009 | 73,5 | 66,7 | 72,1 | 74,9 | 64,2 | 69,3 |
2010 | 75,6 | 69,7 | 74,3 | 76,8 | 67,4 | 72,0 |
2011 | 78,7 | 71,9 | 77,5 | 79,8 | 69,4 | 74,4 |
2012 | 81 | 75,9 | 79,8 | 82,1 | 73,7 | 78,2 |
Bron: Perinatale Registratie Nederland (Perined)
- BI = 95% betrouwheidsinterval (alleen zichtbaar in de tabel lay-out)
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage vrouwen dat de zwangerschapsbegeleiding startte in de eerste lijn en waarbij het eerste consult plaatsvond vóór de 10e week van de zwangerschap |
Bron |
Perinatale Registratie Nederland (Perined) |
Berekening |
Teller: aantal vrouwen dat de zwangerschapsbegeleiding startte in de eerste lijn en waarbij het eerste consult plaatsvond vóór de 10e week van de zwangerschap. |
Interpretatie |
Om de prenatale zorg, inclusief screening, zo vroeg mogelijk in de zwangerschap te starten, is het aan te bevelen dat het eerste contact van een zwangere vrouw met een verloskundige of verloskundig actieve huisarts bij voorkeur binnen 8 tot 10 weken na de eerste dag van de laatste menstruatie plaatsvindt. Verloskundigen, gemeentelijke overheid en rijksoverheid kunnen bijdragen aan het hebben van een tijdig contact met een verloskundigenpraktijk door gerichte voorlichting te geven die aansluit bij verschillende doelgroepen. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
De indicator zou in het ideale geval vrijwel 100% bereiken. Omdat dit niet realistisch lijkt, is hier op pragmatische gronden 95% als referentiewaarde gekozen. De waarde heeft dus geen officiele status |
Jaar |
2012 |
Vrouwen die op enig moment in de zwangerschap hebben gerookt
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

5-jarige trend*

Vrouwen die op enig moment in de zwangerschap hebben gerookt 2016
Laag opgeleid | Laag opgeleid BI ondergrens | Laag opgeleid BI bovengrens | Middelbaar opgeleid | Middelbaar opgeleid BI ondergrens | Middelbaar opgeleid BI bovengrens | Hoog opgeleid | Hoog opgeleid BI ondergrens | Hoog opgeleid BI bovengrens | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
21,7 | 15,5 | 29,6 | 13,1 | 10,4 | 16,6 | 2,7 | 1,8 | 4 |
- Uit de Monitor Zwangerschap en middelgebruik zijn nog geen trendgegevens beschikbaar
- 95% betrouwheidsinterval (alleen zichtbaar in de tabel lay-out)
Vrouwen die gedurende de hele zwangerschap dagelijks rookten 2001-2015
Jaar | Laag opgeleid | BI ondergrens (laag) | BI bovengrens (laag) | Middelbaar opgeleid | BI ondergrens (middelbaar) | BI bovengrens (middelbaar) | Hoog opgeleid | BI ondergrens (hoog) | BI bovengrens (hoog) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 24,3 | 21,3 | 27,2 | 11,9 | 10,2 | 13,7 | 5,4 | 4 | 6,8 |
2002 | 18,1 | 15,6 | 20,8 | 9,4 | 7,5 | 11,3 | 4,2 | 3 | 5,5 |
2003 | 18,3 | 15,6 | 20,8 | 9,8 | 7,9 | 11,6 | 4,3 | 3 | 5,6 |
2005 | 22,1 | 16,1 | 28 | 10 | 8,3 | 11,6 | 3 | 2 | 4 |
2007 | 17,1 | 13,5 | 20,7 | 8,6 | 6,9 | 10,2 | 1,6 | 0,8 | 2,3 |
2010 | 13,8 | 9,3 | 18,4 | 7,8 | 5,6 | 10 | 2,4 | 1,2 | 3,6 |
2015 | 22,1 | 14,2 | 31,8 | 5,5 | 3,8 | 7,5 | 0,9 | 0,4 | 1,7 |
- BI = 95% betrouwbaarheidsinterval
Dit cijfer is ook onderdeel van |
---|
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage vrouwen dat op enig moment in de zwangerschap heeft gerookt |
Bron |
Monitor Zwangerschap en Middelengebruik (Trimbos) en Landelijke Peilingen Roken tijdens de Zwangerschap (TNO) |
Berekening |
Monitor Zwangerschap en Middelengebruik Landelijke Peilingen Roken tijdens de Zwangerschap |
Interpretatie |
Hoe lager dit percentage is, des te gunstiger. Roken tijdens de zwangerschap is schadelijk voor de moeder en voor het ongeboren kind. Roken tijdens de zwangerschap draagt bij aan perinatale morbiditeit en sterfte. Het verhoogt de kans op een miskraam, een lager geboortegewicht en/of een te kleine of te vroeg geboren baby. Interventies om zwangere vrouwen te laten stoppen met roken zijn effectief gebleken. Het is vooral van belang in te zetten op stoppen met roken en het voorkómen van terugval na stoppen, bij vrouwen met een lagere opleiding. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
Het gezondheidsadvies is om niet te roken tijdens de zwangerschap. Een reductie tot 0% is voorlopig echter niet realistisch. Daarom is het percentage rokers onder hoger opgeleiden als referentiewaarde genomen. |
Jaar |
2016 |
Ongeplande keizersneden in een laagrisicogroep met een bevalling in de tweede lijn
Indicatorwaarde

Referentiewaarde*

3-jarige trend

Trend ongeplande keizersneden bij vrouwen in de 'NTSV-groep'
Jaar | Totale groep | BI ondergrens (totaal) | BI bovengrens (totaal) | NTSV-groep | BI ondergrens (NTSV) | BI bovengrens (NTSV) |
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 11,9 | 11,8 | 12,1 | 11,2 | 10,9 | 11,5 |
2006 | 12 | 11,8 | 12,2 | 11,7 | 11,4 | 12 |
2007 | 12 | 11,8 | 12,2 | 11,7 | 11,3 | 12 |
2008 | 12,3 | 12,1 | 12,5 | 12,1 | 11,8 | 12,4 |
2009 | 12,5 | 12,3 | 12,7 | 12,4 | 12,1 | 12,7 |
2010 | 12,6 | 12,4 | 12,8 | 12,5 | 12,2 | 12,8 |
2011 | 12,3 | 12,1 | 12,5 | 12,4 | 12,1 | 12,7 |
2012 | 12,2 | 12,1 | 12,4 | 12,6 | 12,3 | 12,9 |
Bron: Perinatale Registratie Nederland (Perined)
- BI = 95% betrouwbaarheidsinterval
- NTSV = Nulliparous Term Singleton Vertex - à terme nulliparea met eenling in hoofdligging.
- De NTSV-groep betreft een laagrisicogroep van vrouwen met een voldragen (>=37 weken) eerste kind in hoofdligging.
Dit cijfer is ook onderdeel van |
---|
Toelichting | |
---|---|
Volledige naam indicator | Percentage ongeplande keizersneden in de 'NTSV-groep' met een bevalling in de tweede lijn. |
Bron | Perinatale Registratie Nederland (Perined) |
Berekening | Teller: aantal geboorten van een eerste kind dat plaatsvindt in de tweede lijn in de laagrisicogroep zwangere vrouwen waarbij een ongeplande keizersnede is uitgevoerd. Noemer: aantal geboorten van een eerste kind dat plaatsvindt in de tweede lijn in de laagrisicogroep zwangere vrouwen. |
Interpretatie |
Een tweedelijnsbevalling is een bevalling die eindigt in het ziekenhuis onder verantwoordelijkheid van een gynaecoloog. Een keizersnede is een ingrijpende buikoperatie die risico’s met zich meebrengt. Voordat tot een keizersnede wordt overgegaan, moeten de voordelen en risico’s zorgvuldig worden afgewogen. De WHO adviseert terughoudendheid met betrekking tot keizersneden in het algemeen. Binnen de laagrisicogroep zouden keizersneden uitzondering moeten zijn. |
Toelichting bij de referentiewaarde | n.v.t. |
Jaar | 2012 |
Te vroeg geboren baby's geboren in ziekenhuis zonder neonatale intensive care unit
Indicatorwaarde

Referentiewaarde*

3-jarige trend

Trend te vroeg geboren baby's in ziekenhuis zonder NICU
Jaar | Te vroeg geboren baby's | BI ondergrens | BI bovengrens |
---|---|---|---|
2005 | 26,5 | 24,5 | 28,6 |
2006 | 24,4 | 22,5 | 26,5 |
2007 | 21,9 | 20 | 23,9 |
2008 | 20,7 | 18,8 | 22,6 |
2009 | 19,3 | 17,5 | 21,2 |
2010 | 18,1 | 16,3 | 20 |
2011 | 15,7 | 14 | 17,5 |
2012 | 15,1 | 13,5 | 16,9 |
Bron: Perinatale Registratie Nederland (Perined)
- BI = 95% betrouwbaarheidsinterval
- NICU = Neonatale Intensive Care Unit
Toelichting | |
---|---|
Volledige naam indicator | Percentage te vroeg geboren baby's geboren in een ziekenhuis zonder neonatale intensive care unit |
Bron | Perinatale Registratie Nederland (Perined) |
Berekening | Teller: aantal premature baby’s (24-32 weken) geboren in een ziekenhuis zonder neonatale intensive care unit. Noemer: totaal aantal premature baby’s geboren in een ziekenhuis. |
Interpretatie | Hoe hoger dit percentage, hoe meer kinderen geboren worden in een ziekenhuis zonder neonatale intensive care unit. Indien er sprake is van dreigende vroeggeboorte, tussen 24 en 32 weken, kan de geboorte het beste plaatsvinden in een perinatologisch centrum (NVOG, 2011). Uit onderzoek is gebleken dat wanneer kinderen met deze zwangerschapsduur geboren worden in een perinatologisch centrum, zij betere overlevingskansen hebben (Warner et al., 2004; Rautava et al., 2007). |
Toelichting bij de referentiewaarde | n.v.t. |
Jaar | 2012 |
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Dreigende vroeggeboorte. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie; 2011. Bron
- The effect of birth hospital type on the outcome of very low birth weight infants. Pediatrics. 2004;113(1 Pt 1):35-41. Pubmed
- The effect of birth in secondary- or tertiary-level hospitals in Finland on mortality in very preterm infants: a birth-register study. Pediatrics. 2007;119(1):e257-63. Pubmed | DOI
Borstvoeding direct na de geboorte
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

3-jarige trend

Vrouwen die direct na de geboorte borstvoeding geven, 2010
Percentage | Toelichting | |
---|---|---|
Polen | 86,6 | geen informatie over type melk (uitsluitend borstvoeding of ook aanvullend flesvoeding) |
Tsjechië | 85,6 | uitsluitend borstvoeding |
Slovenië | 83,5 | uitsluitend borstvoeding |
Verenigd Koninkrijk | 81,0 | geen informatie over type melk (uitsluitend borstvoeding of ook aanvullend flesvoeding) |
Nederland | 74,5 | uitsluitend borstvoeding; direct na de geboorte |
Spanje | 68,1 | uitsluitend borstvoeding |
Portugal | 65,2 | uitsluitend borstvoeding; alleen voldragen baby's |
Frankrijk | 60,2 | uitsluitend borstvoeding |
Zwitserland | 57,6 | uitsluitend borstvoeding; alleen gezonde voldragen baby's |
Ierland | 45,9 | uitsluitend borstvoeding |
Bron: Euro-Peristat, 2013
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage bevallen vrouwen dat direct na de geboorte borstvoeding geeft |
Bron |
|
Berekening |
Teller: aantal vrouwen dat korter dan 7 maanden geleden was bevallen en deelnam aan de peiling en dat na de geboorte is gestart met borstvoeding |
Interpretatie |
Hoger is beter. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
Hoe hoger dit percentage is gunstig. |
Jaar |
2015 |
Foetale sterfte na een zwangerschapsduur van 22 weken
Indicatorwaarde

Referentiewaarde (niet beschikbaar)

3-jarige trend

Foetale sterfte na een zwangerschapsduur van 28 weken
Land | 2015 | BI ondergrens 2015 | BI bovengrens 2015 | 2010 | BI ondergrens 2010 | BI bovengrens 2010 | 2004 | BI ondergrens 2004 | BI bovengrens 2004 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Hongarije | 3,7 | 3,3 | 4,1 | 3,4 | 3,1 | 3,8 | 3,7 | 3,4 | 4,1 |
Slowakije | 3,5 | 3,1 | 4,1 | 3,1 | 2,7 | 3,6 | 1,7 | 1,3 | 2,0 |
Ierland | 3,4 | 3,0 | 3,9 | 3,7 | 3,2 | 4,1 | 4,3 | 3,8 | 4,8 |
Letland | 3,4 | 2,7 | 4,2 | 4,1 | 3,3 | 5,1 | 4,8 | 4,0 | 5,9 |
Kroatië | 3,2 | 2,7 | 3,8 | ||||||
Estland | 3,1 | 2,3 | 4,2 | 2,7 | 2,0 | 3,7 | 3,2 | 2,4 | 4,2 |
België | 3,1 | 2,8 | 3,4 | 3,2 | 2,8 | 3,5 | 3,0 | 2,6 | 3,4 |
VK: Engeland en Wales | 3,1 | 2,9 | 3,2 | 3,8 | 3,6 | 3,9 | |||
Frankrijk | 3,0 | 2,9 | 3,1 | ||||||
Zweden | 3,0 | 2,7 | 3,4 | 2,8 | 2,5 | 3,1 | 3,2 | 2,8 | 3,5 |
Griekenland | 3,0 | 2,6 | 3,3 | 3,5 | 4,0 | 3,6 | 4,4 | ||
Litouwen | 2,9 | 2,3 | 3,5 | 3,4 | 2,8 | 4,1 | 3,9 | 3,3 | 4,7 |
Tsjechië | 2,7 | 2,4 | 3,1 | 1,5 | 1,3 | 1,7 | 2,4 | 2,1 | 2,7 |
Spanje | 2,7 | 2,6 | 2,9 | 2,6 | 2,5 | 2,8 | 2,7 | 2,6 | 2,9 |
VK: Schotl. en N-Ierl. | 2,6 | 2,4 | 3,1 | 3,6 | 3,2 | 4,0 | 4,3 | 3,9 | 4,8 |
Portugal | 2,5 | 2,2 | 2,9 | 2,4 | 2,1 | 2,7 | 2,7 | 2,4 | 3,0 |
Polen | 2,5 | 2,3 | 2,6 | 3,0 | 2,8 | 3,1 | 3,8 | 3,6 | 4,0 |
Zwitserland | 2,4 | 2,1 | 2,7 | 2,1 | 1,8 | 2,5 | |||
Duitsland | 2,4 | 2,3 | 2,5 | 2,3 | 2,1 | 2,4 | 2,6 | 2,4 | 2,7 |
Italië | 2,4 | 2,3 | 2,6 | 2,4 | 2,2 | 2,5 | 3,7 | 3,6 | 3,9 |
Oostenrijk | 2,4 | 2,1 | 2,8 | 2,5 | 2,1 | 2,8 | 2,5 | 2,2 | 2,9 |
Slovenië | 2,4 | 1,8 | 3,1 | 3,3 | 2,6 | 4,2 | 3,5 | 2,8 | 4,5 |
Noorwegen | 2,3 | 1,9 | 2,7 | 2,7 | 2,0 | 2,7 | 2,9 | 2,5 | 3,4 |
NEDERLAND | 2,2 | 2,0 | 2,4 | 2,9 | 2,6 | 3,1 | 4,3 | 4,0 | 4,6 |
Finland | 2,1 | 1,7 | 2,5 | 2,0 | 1,6 | 2,3 | 2,0 | 1,7 | 2,4 |
Denemarken | 2,0 | 1,7 | 2,4 | 2,3 | 2,0 | 2,7 | 3,7 | 3,3 | 4,2 |
Bron: Euro-Peristat, 2018
- BI = 95% betrouwbaarheidsinterval (alleen zichtbaar in de tabel lay-out).
- De cijfers zijn (indien mogelijk) zonder zwangerschapsafbrekingen.
- Om cijfers internationaal in de tijd te vergelijken, wordt een grens van 28 weken gehanteerd; daardoor vallen de cijfers hoger uit dan nationale cijfers waarbij de grens bij 22 weken wordt geleg.
- Indien informatie over de zwangerschapsduur ontbrak, zijn geboortes en sterfgevallen meegerekend bij een geboortegewicht boven de 500 gram. Geboorte en sterfte zijn geëxcludeerd bij het ontbreken van zowel zwangerschapsduur als geboortegewicht.
- Polen, Zweden, Zwitserland: data uit 2014 i.p.v. 2015.
Trend foetale sterfte
Jaar | Foetale sterfte per 1.000 geborenen |
---|---|
2000 | 8,1 |
2001 | 8,0 |
2002 | 7,9 |
2003 | 7,3 |
2004 | 7,2 |
2005 | 7,2 |
2006 | 7,0 |
2007 | 6,7 |
2008 | 6,6 |
2009 | 6,0 |
2010 | 5,7 |
2011 | 5,6 |
2012 | 5,5 |
2013 | 5,3 |
2014 | 4,7 |
2015 | 4,8 |
2016 | 4,8 |
Bron: Perinatale Registratie Nederland (Perined)
Dit cijfer is ook onderdeel van |
---|
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Foetale sterfte |
Bron |
Perinatale Registratie Nederland (Perined); Euro-Peristat, 2018 (2008 en 2013) |
Berekening |
Teller: alle baby's die na een zwangerschapsduur van 22 weken of meer na de geboorte geen teken van leven hebben vertoond. |
Interpretatie |
Uitkomstmaten die betrekking hebben op de gezondheid van baby’s in hun eerste levensjaar, en dan met name sterftecijfers, worden vaak gebruikt als maat voor de kwaliteit van perinatale zorg. De voornaamste oorzaken rondom perinatale sterfte zijn aangeboren aandoeningen, (ernstige) vroeggeboorte en foetale groeibeperking. Er zijn ook risicofactoren aan te wijzen zoals de leeftijd van de moeder, meerlingenzwangerschappen, diabetes en roken. De kwaliteit van de zorg tijdens de preconceptie, zwangerschap, geboorte en neonatale periode heeft hier invloed op, en daarmee ook op de mortaliteit en morbiditeit van de baby(Bonsel et al., 2010). |
Toelichting bij de referentiewaarde |
- |
Toelichting bij de internationale vergelijking | Voor een betere vergelijkbaarheid tussen landen is de grenswaarde bij een hogere zwangerschapsduur dan 22 weken gelegd. Vaak wordt 28 weken genomen, maar uit onderzoek op basis van cijfers uit 2015 lijkt 24 weken tegenwoordig ook te voldoen (Euro-Peristat Project, 2018). |
Jaar |
2016 |
Datum publicatie
Neonatale sterfte na een zwangerschapsduur van 22 weken
Indicatorwaarde

Referentiewaarde (niet beschikbaar)

3-jarige trend

Neonatale sterfte 2004-2015
2015 | Bi ondergrens 2015 | Bi bovengrens 2015 | 2010 | Bi ondergrens 2010 | Bi bovengrens 2010 | 2004 | Bi ondergrens 2004 | Bi bovengrens 2004 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kroatië | 2,7 | 2,2 | 3,3 | ||||||
Polen (2014) | 2,4 | 2,3 | 2,6 | 3,1 | 2,9 | 3,2 | 4,4 | 4,2 | 4,6 |
Hongarije | 2,4 | 2,1 | 2,7 | ||||||
Letland | 2,2 | 1,7 | 2,9 | 3,3 | 2,6 | 4,2 | 5,5 | 4,6 | 6,6 |
Frankrijk | 2,1 | 2,0 | 2,2 | 2,1 | 2,0 | 2,2 | |||
Litouwen | 2,0 | 1,6 | 2,6 | 2,3 | 1,8 | 2,9 | 4,2 | 3,6 | 5,1 |
NEDERLAND | 2,0 | 1,8 | 2,2 | 2,2 | 2,0 | 2,4 | 2,7 | 2,5 | 3,0 |
Slowakije | 1,9 | 1,6 | 2,3 | 1,8 | 1,4 | 2,1 | 2,4 | 2,0 | 2,8 |
Zwitserland (2014) | 1,8 | 1,5 | 2,1 | 1,9 | 1,6 | 2,2 | |||
VK (excl. Schotland) | 1,7 | 1,7 | 1,9 | 2,0 | 1,9 | 2,1 | 2,6 | 2,4 | 2,7 |
België | 1,6 | 1,4 | 1,9 | 1,9 | 1,8 | 2,3 | 2,3 | 2,0 | 2,7 |
Denemarken | 1,4 | 1,1 | 1,7 | 1,5 | 1,2 | 1,8 | 3,0 | 2,6 | 3,5 |
Oostenrijk | 1,4 | 1,1 | 1,6 | 1,7 | 1,4 | 2,0 | 2,2 | 1,9 | 2,6 |
Zweden (2014) | 1,3 | 1,1 | 1,5 | 1,3 | 1,1 | 1,5 | 1,9 | 1,7 | 2,2 |
Estland | 1,2 | 0,8 | 2,0 | 1,3 | 0,8 | 2,0 | 3,9 | 3,0 | 5,0 |
Tsjechië | 1,2 | 1,0 | 1,4 | 1,6 | 1,4 | 1,9 | 1,9 | 1,6 | 2,2 |
Noorwegen | 1,2 | 0,9 | 1,5 | 1,6 | 1,3 | 2,0 | 1,9 | 1,6 | 2,3 |
Finland | 1,2 | 0,9 | 1,5 | 1,3 | 1,0 | 1,6 | 2,0 | 1,6 | 2,4 |
Slovenië | 0,4 | 0,2 | 0,8 | 1,1 | 0,8 | 1,7 | 2,2 | 1,6 | 3,1 |
Portugal | 1,6 | 1,3 | 1,8 | 2,3 | 2,0 | 2,6 | |||
Spanje: Valencia | 2,4 | 2,0 | 2,8 | 1,8 | 1,5 | 2,2 |
Bron: Euro-Peristat, 2018
- BI = 95% betrouwbaarheidsinterval (alleen zichtbaar in de tabel lay-out).
- Binnen Euro-Peristat wordt een grens van 24 weken gehanteerd, waardoor cijfers lager uitvallen dan nationale cijfers.
- België 2004: excl. Wallonië.
Trend neonatale sterfte
Jaar | Neonatale sterfte per 1.000 levendgeborenen (PRN) |
---|---|
2000 | 4,2 |
2001 | 4,0 |
2002 | 4,0 |
2003 | 3,9 |
2004 | 3,4 |
2005 | 4,0 |
2006 | 3,5 |
2007 | 3,5 |
2008 | 3,1 |
2009 | 3,2 |
2010 | 3,3 |
2011 | 3,3 |
2012 | 3,0 |
2013 | 3,2 |
2014 | 3,1 |
2015 | 3,0 |
2016 | 2,5 |
Bron: Perinatale Registratie Nederland (Perined)
Dit cijfer is ook onderdeel van |
---|
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
|
Bron |
Perinatale Registratie Nederland (Perined); Euro-Peristat, 2018 (2008 en 2013) |
Berekening |
Teller: aantal baby's die na een zwangerschapsduur van 22 weken of meer tot en met de 28e dag na de geboorte zijn overleden. |
Interpretatie |
Uitkomstmaten die betrekking hebben op de gezondheid van baby’s in hun eerste levensjaar, en dan met name sterftecijfers, worden vaak gebruikt als maat voor de kwaliteit van perinatale zorg. De voornaamste oorzaken rondom perinatale sterfte zijn aangeboren aandoeningen, (ernstige) vroeggeboorte en foetale groeibeperking. Er zijn ook risicofactoren aan te wijzen zoals de leeftijd van de moeder, meerlingenzwangerschappen, diabetes en roken. De kwaliteit van de zorg tijdens de preconceptie, zwangerschap, geboorte en neonatale periode heeft hier invloed op, en daarmee ook op de mortaliteit en morbiditeit van de baby (Bonsel et al., 2010). |
Toelichting internationale vergelijking | Voor een betere vergelijkbaarheid tussen landen, is hier de grens gelegd bij een zwangerschapsduur van 24 weken. Omdat Euro-Peristat hogere grenswaarden hanteert dan nationaal (22+ weken), vallen de cijfers lager uit dan de nationale cijfers. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
|
Jaar |
2016 |
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Lijnen in perinatale sterfte. Signalementstudie Zwangerschap en Geboorte 2010. Rotterdam: Erasmus MC ; 2010. Bron
Vrouwen binnen 45 minuten vervoerd naar ziekenhuis met acute verloskunde
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

3-jarige trend

Trend vrouwen binnen 45 minuten vervoerd naar ziekenhuis met acute verloskunde
Percentage | |
---|---|
2015 | 99,9 |
2016 | 99,8 |
2017 | 99,8 |
2018 | 99,9 |
Bron: RIVM, 2018
- Peildatum 14 november 2018
Dit cijfer is ook onderdeel van |
---|
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage vrouwen in de vruchtbare leeftijd dat met de ambulance binnen 45 minuten naar een afdeling verloskunde vervoerd kan worden. |
Bron |
RIVM, 2018 |
Berekening |
Teller: Aantal vrouwen in de vruchtbare (15 tot 45 jaar) leeftijd dat binnen 45 minuten per ambulance naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis met acute verloskunde vervoerd kan worden. Noemer: totaal aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd (15 tot 45 jaar). In de bereikbaarheidsanalyse van november 2018 is uitgegaan van 78 locaties ziekenhuizen met acute verloskunde. Adressenlijst locaties 24/7-uurs basis SEH's en locaties acute verloskunde. |
Interpretatie |
Beleidsregels stellen dat de spreiding van afdelingen acute verloskunde zodanig dient te zijn dat iedere Nederlander binnen 45 minuten na melding van een spoedeisende hulpvraag naar een afdeling verloskunde vervoerd kan worden door een ambulance. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
Iedereen moet binnen 45 minuten naar een ziekenhuis met afdeling acute verloskunde vervoerd kunnen worden. |
Jaar |
2018 |
Literatuur | Kommer, 2018 |
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Bereikbaarheidsanalyse SEH's en acute verloskunde 2018. RIVM; 2018. Bron