Zwangerschapsbegeleiding in de eerste lijn vóór de 10e week van de zwangerschap
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

3-jarige trend

Trend vrouwen dat de zwangerschapsbegeleiding startte in de eerste lijn vóór de 10e week van de zwangerschap
Jaar | Alle zwangere vrouwen | Zwangere vrouwen in achterstandswijken | BI ondergrens (zwangeren) | BI bovengrens (zwangeren) | BI ondergrens (zwangeren achterst.) | BI ondergrens (zwangeren achterst.) |
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 34,9 | 28,2 | 32,7 | 37,2 | 24,7 | 31,7 |
2006 | 51,3 | 47,0 | 49,4 | 53,3 | 43,8 | 50,2 |
2007 | 63,9 | 56,9 | 62,3 | 65,5 | 54,3 | 59,6 |
2008 | 69,9 | 63,7 | 68,1 | 71 | 61,4 | 66,0 |
2009 | 73,5 | 66,7 | 72,1 | 74,9 | 64,2 | 69,3 |
2010 | 75,6 | 69,7 | 74,3 | 76,8 | 67,4 | 72,0 |
2011 | 78,7 | 71,9 | 77,5 | 79,8 | 69,4 | 74,4 |
2012 | 81 | 75,9 | 79,8 | 82,1 | 73,7 | 78,2 |
Bron: Perinatale Registratie Nederland (Perined)
- BI = 95% betrouwheidsinterval (alleen zichtbaar in de tabel lay-out)
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage vrouwen dat de zwangerschapsbegeleiding startte in de eerste lijn en waarbij het eerste consult plaatsvond vóór de 10e week van de zwangerschap |
Bron |
Perinatale Registratie Nederland (Perined) |
Berekening |
Teller: aantal vrouwen dat de zwangerschapsbegeleiding startte in de eerste lijn en waarbij het eerste consult plaatsvond vóór de 10e week van de zwangerschap. |
Interpretatie |
Om de prenatale zorg, inclusief screening, zo vroeg mogelijk in de zwangerschap te starten, is het aan te bevelen dat het eerste contact van een zwangere vrouw met een verloskundige of verloskundig actieve huisarts bij voorkeur binnen 8 tot 10 weken na de eerste dag van de laatste menstruatie plaatsvindt. Verloskundigen, gemeentelijke overheid en rijksoverheid kunnen bijdragen aan het hebben van een tijdig contact met een verloskundigenpraktijk door gerichte voorlichting te geven die aansluit bij verschillende doelgroepen. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
De indicator zou in het ideale geval vrijwel 100% bereiken. Omdat dit niet realistisch lijkt, is hier op pragmatische gronden 95% als referentiewaarde gekozen. De waarde heeft dus geen officiele status |
Jaar |
2012 |
Vrouwen die op enig moment in de zwangerschap hebben gerookt
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

2-jarige trend

Vrouwen die roken tijdens de zwangerschap 2010 en 2015
Land | 2010 | 2015 | Meetperiode |
---|---|---|---|
VK: Schotland | 19 | tijdens | |
Spanje (Valencia) | 18,3 | einde | |
VK: Wales | 16 | 17,3 | 2010=tijdens; 2015=3e trimester |
Frankrijk | 17,1 | 16,3 | 3e trimester |
VK: Noord-Ierland | 15 | 14,3 | tijdens |
Spanje (Catalonia) | 14,3 | 13 | 3e trimester |
Oostenrijk | 12,5 | 3e trimester | |
VK: Engeland | 12 | 12,3 | 2010 = tijdens; 2015=bij baring |
Slovenië | 11 | 9,5 | tijdens |
Duitsland | 10,7 | 9 | tijdens |
NEDERLAND | 8,0 | 8,6 | tijdens |
Kroatië | 8,1 | tijdens | |
Letland | 10,4 | 7,9 | tijdens |
Denemarken | 12,8 | 7,5 | 2010=tijdens; 2015=2e trimester |
Finland | 10 | 7,5 | na 1e trimester |
Tsjechië | 6,2 | 7,2 | tijdens |
Estland | 7,8 | 6,1 | tijdens |
Italië | 5,3 | tijdens | |
Lithouwen | 4,5 | 4,4 | tijdens |
Zweden | 4,9 | 3,8 | tijdens |
Noorwegen | 7,4 | 3,6 | 2010=einde; 2015=3e trimester |
Polen | 12,3 | 3e trimester |
Bron: Euro-Peristat, 2018
- De toename in Nederland tussen 2010 en 2015 is niet statistisch significant.
- Voor Nederland zijn de cijfers afkomstig van de Landelijke Peilingen Roken tijdens de Zwangerschap, uitgevoerd door TNO; zie de onderstaande tabel voor meer informatie.
- Zie de achterliggende tabel voor de meetperiode.
Vrouwen die roken tijdens de zwangerschap 2016 en 2018
2016 | 2018 | |
---|---|---|
Laag opgeleid | 21,7 | 16,0 |
Middelbaar opgeleid | 13,1 | 11,5 |
Hoog opgeleid | 2,7 | 2,7 |
Bron: Monitor Middelengebruik en Zwangerschap, Trimbos-instituut
Deze cijfers zijn ook onderdeel van: | |
---|---|
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage vrouwen dat op enig moment in de zwangerschap heeft gerookt |
Bron |
Monitor Middelengebruik en Zwangerschap (Trimbos-instituut) ; Landelijke Peilingen Roken tijdens de Zwangerschap (TNO), ten behoeve van de internationale vergelijking. |
Berekening |
Monitor Middelengebruik en Zwangerschap Landelijke Peilingen Roken tijdens de Zwangerschap |
Interpretatie |
Hoe lager dit percentage is, des te gunstiger. Roken tijdens de zwangerschap is schadelijk voor de moeder en voor het ongeboren kind. Roken tijdens de zwangerschap draagt bij aan perinatale morbiditeit en sterfte. Het verhoogt de kans op een miskraam, een lager geboortegewicht en/of een te kleine of te vroeg geboren baby. Interventies om zwangere vrouwen te laten stoppen met roken zijn effectief gebleken. Het is vooral van belang in te zetten op stoppen met roken en het voorkómen van terugval na stoppen, bij vrouwen met een lagere opleiding. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
De Rijksoverheid wil er samen met de organisaties in het Nationaal Preventieakkoord (23 november 2018) naartoe werken dat er in 2040 geen zwangere vrouwen meer roken. |
Toelichting bij de internationale vergelijking | Er zijn alleen landen gepresenteerd waarin de prevalentie van roken is gemeten in het tweede of derde trimester, of de periode in de zwangerschap is niet bekend ('tijdens de zwangerschap'). Dit is van belang omdat gedurende de zwangerschap meer vrouwen stoppen met roken. De heterogeniteit van de primaire bron is groot: medische dossiers, interviews tijdens de zwangerschap, interviews na de bevalling en vragenlijstonderzoek. Factoren als volledigheid van de dossiers en omvang en representativiteit van de steekproef kunnen van invloed zijn op het prevalentiecijfer. |
Toelichting bij de trend |
In de trendgrafiek is de trend naar opleidingsniveau weergegeven. Voor de totale groep zwangere vrouwen lijkt er ten opzichte van de cijfers uit 2016 een lichte daling te zijn in de percentages vrouwen die vóór, tijdens of na de zwangerschap roken, maar deze daling is statistisch niet significant. |
Jaar |
2018 |
Literatuur | Lanting et al., 2015, Lanting et al., 2012, Tuithof et al., 2017, van Schayck et al., 2019 |
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Roken tijdens de zwangerschap: percentages over de periode 2001-2015. Leiden: TNO; 2015. Bron
- Roken tijdens de zwangerschap. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. 2012. Bron
- Factsheet Monitor Zwangerschap en Middelengebruik. Utrecht: Trimbos-instituut; 2017. Bron
- Middelengebruik van vrouwen en hun partners vóór, tijdens en na de zwangerschap. Utrecht: Trimbos-instituut; 2019. Bron
Ongeplande keizersneden in een laagrisicogroep met een bevalling in de tweede lijn
Indicatorwaarde

Referentiewaarde*

3-jarige trend

Trend ongeplande keizersneden bij vrouwen in de 'NTSV-groep'
Jaar | Totale groep | BI ondergrens (totaal) | BI bovengrens (totaal) | NTSV-groep | BI ondergrens (NTSV) | BI bovengrens (NTSV) |
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 11,9 | 11,8 | 12,1 | 11,2 | 10,9 | 11,5 |
2006 | 12 | 11,8 | 12,2 | 11,7 | 11,4 | 12 |
2007 | 12 | 11,8 | 12,2 | 11,7 | 11,3 | 12 |
2008 | 12,3 | 12,1 | 12,5 | 12,1 | 11,8 | 12,4 |
2009 | 12,5 | 12,3 | 12,7 | 12,4 | 12,1 | 12,7 |
2010 | 12,6 | 12,4 | 12,8 | 12,5 | 12,2 | 12,8 |
2011 | 12,3 | 12,1 | 12,5 | 12,4 | 12,1 | 12,7 |
2012 | 12,2 | 12,1 | 12,4 | 12,6 | 12,3 | 12,9 |
Bron: Perinatale Registratie Nederland (Perined)
- BI = 95% betrouwbaarheidsinterval
- NTSV = Nulliparous Term Singleton Vertex - à terme nulliparea met eenling in hoofdligging.
- De NTSV-groep betreft een laagrisicogroep van vrouwen met een voldragen (>=37 weken) eerste kind in hoofdligging.
Dit cijfer is ook onderdeel van |
---|
Toelichting | |
---|---|
Volledige naam indicator | Percentage ongeplande keizersneden in de 'NTSV-groep' met een bevalling in de tweede lijn. |
Bron | Perinatale Registratie Nederland (Perined) |
Berekening | Teller: aantal geboorten van een eerste kind dat plaatsvindt in de tweede lijn in de laagrisicogroep zwangere vrouwen waarbij een ongeplande keizersnede is uitgevoerd. Noemer: aantal geboorten van een eerste kind dat plaatsvindt in de tweede lijn in de laagrisicogroep zwangere vrouwen. |
Interpretatie |
Een tweedelijnsbevalling is een bevalling die eindigt in het ziekenhuis onder verantwoordelijkheid van een gynaecoloog. Een keizersnede is een ingrijpende buikoperatie die risico’s met zich meebrengt. Voordat tot een keizersnede wordt overgegaan, moeten de voordelen en risico’s zorgvuldig worden afgewogen. De WHO adviseert terughoudendheid met betrekking tot keizersneden in het algemeen. Binnen de laagrisicogroep zouden keizersneden uitzondering moeten zijn. |
Toelichting bij de referentiewaarde | n.v.t. |
Jaar | 2012 |
Te vroeg geboren baby's geboren in ziekenhuis zonder neonatale intensive care unit
Indicatorwaarde

Referentiewaarde*

3-jarige trend

Trend te vroeg geboren baby's in ziekenhuis zonder NICU
Jaar | Te vroeg geboren baby's | BI ondergrens | BI bovengrens |
---|---|---|---|
2005 | 26,5 | 24,5 | 28,6 |
2006 | 24,4 | 22,5 | 26,5 |
2007 | 21,9 | 20 | 23,9 |
2008 | 20,7 | 18,8 | 22,6 |
2009 | 19,3 | 17,5 | 21,2 |
2010 | 18,1 | 16,3 | 20 |
2011 | 15,7 | 14 | 17,5 |
2012 | 15,1 | 13,5 | 16,9 |
Bron: Perinatale Registratie Nederland (Perined)
- BI = 95% betrouwbaarheidsinterval
- NICU = Neonatale Intensive Care Unit
Toelichting | |
---|---|
Volledige naam indicator | Percentage te vroeg geboren baby's geboren in een ziekenhuis zonder neonatale intensive care unit |
Bron | Perinatale Registratie Nederland (Perined) |
Berekening | Teller: aantal premature baby’s (24-32 weken) geboren in een ziekenhuis zonder neonatale intensive care unit. Noemer: totaal aantal premature baby’s geboren in een ziekenhuis. |
Interpretatie | Hoe hoger dit percentage, hoe meer kinderen geboren worden in een ziekenhuis zonder neonatale intensive care unit. Indien er sprake is van dreigende vroeggeboorte, tussen 24 en 32 weken, kan de geboorte het beste plaatsvinden in een perinatologisch centrum (NVOG, 2011). Uit onderzoek is gebleken dat wanneer kinderen met deze zwangerschapsduur geboren worden in een perinatologisch centrum, zij betere overlevingskansen hebben (Warner et al., 2004; Rautava et al., 2007). |
Toelichting bij de referentiewaarde | n.v.t. |
Jaar | 2012 |
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Dreigende vroeggeboorte. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie; 2011. Bron
- The effect of birth hospital type on the outcome of very low birth weight infants. Pediatrics. 2004;113(1 Pt 1):35-41. Pubmed
- The effect of birth in secondary- or tertiary-level hospitals in Finland on mortality in very preterm infants: a birth-register study. Pediatrics. 2007;119(1):e257-63. Pubmed | DOI
Borstvoeding direct na de geboorte
Indicatorwaarde (2018)

Referentiewaarde

3-jarige trend (2015 - 2018)

Percentage vrouwen die direct na de geboorte volledige borstvoeding geven 2015
Land | Percentage |
---|---|
Denemarken | 97 |
Zwitserland | 95 |
Kroatië | 93 |
Duitsland | 86 |
Nederland | 80 |
Zweden | 80 |
Noorwegen | 68 |
Ierland | 46 |
Bron: Theurich et al., 2019
Trend vrouwen die direct na de geboorte volledige borstvoeding geven 2001 - 2018
Jaar | Percentage |
---|---|
2001 | 75 |
2002 | 80 |
2003 | 80 |
2005 | 74 |
2007 | 81 |
2010 | 75 |
2015 | 80 |
2018 | 69 |
- Voor de jaren 2005, 2007, 2010 en 2015 werden de percentages gewogen voor het opleidingsniveau van de moeder vanwege de relatief lage respons bij laagopgeleide vrouwen
- In 2018 is een andere methodiek voor de dataverzameling gebruikt namelijk via het Digitaal Dossier van de Jeugdgezondheidszorg (DD JGZ); in voorgaande peilingen ging dit via landelijke vragenlijsten
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage bevallen vrouwen dat direct na de geboorte borstvoeding geeft |
Bron |
|
Berekening |
Teller 2018: aantal vrouwen dat op de geboortedag is gestart met borstvoeding die geregistreerd staan in het digitale dossier JGZ in één van de deelnemende JGZ organisaties. Noemer 2018: alle vrouwen die bevallen zijn en waarvan gegevens zijn geregistreerd in het digitale dossier JGZ in één van de deelnemende JGZ organisaties. Teller 2001 - 2015: aantal vrouwen dat korter dan 7 maanden geleden was bevallen en deelnam aan de peiling en dat na de geboorte is gestart met borstvoeding. Noemer 2001 - 2015: aantal vrouwen dat korter dan 7 maanden geleden was bevallen en deelnam aan de peiling. |
Toelichting berekening |
Vanaf 2018 wordt data verkregen via een van de 7 deelnemende JGZ organisaties in Nederland. Een JGZ professional registreert deze data tijdens een contact(moment) met de zuigeling en zijn/haar ouders. Persoonskenmerken van de moeder (opleiding, leeftijd en geboorteland) zijn vergeleken met landelijke cijfers van het CBS. Hieruit is gebleken dat de studiepopulatie representatief is voor de gehele populatie. Voor de Peiling melkvoeding van zuigelingen uitgevoerd door TNO in 2015 werden op 333 JGZ-locaties in Nederland uitnodigingen uitgedeeld om deel te nemen aan de vragenlijst. In totaal zijn 16.545 vrouwen uitgenodigd om deel te nemen, hiervan zijn uiteindelijk 1.740 vragenlijsten geschikt bevonden voor analyse. Er hebben relatief veel hoger opgeleide vrouwen met een Nederlandse afkomst deelgenomen, er is echter wel gecorrigeerd voor opleidingsniveau. Het internationale cijfer voor Nederland is gebaseerd op de Peiling melkvoeding van zuigelingen 2015 (TNO). |
Interpretatie |
Deze indicator zegt iets over de mate van voorlichting/begeleiding aan de moeder en de samenwerking tussen de verloskundige en kraamhulp. Het geven van borstvoeding heeft belangrijke voordelen voor kind en moeder en wordt daarom ook door de WHO aangeraden. Diverse studies leggen een relatie tussen borstvoeding en een verminderde kans op ziekten bij zowel het kind als de moeder (Buijssen et al., 2015;Victora et al., 2016). Daarnaast speelt het een grote rol tussen de hechting en de ontwikkeling van het kind (Horta et al., 2007;). |
Toelichting bij de referentiewaarde |
In de peiling van 2015 startte 90% van de hoogopgeleide vrouwen met borstvoeding. Deze referentiewaarde gebruiken voor alle vrouwen. |
Jaar |
2018 |
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Breastfeeding rates and programs in Europe: A survey of 11 national Breastfeeding Committees and Representatives. Journal of Pediatric Gastroenterology and Nutrition. 2019;72(2). Bron
- Health effects of breastfeeding: an update : Systematic literature review. Bilthoven: RIVM; 2015. Bron
- Breastfeeding in the 21st century: epidemiology, mechanisms, and lifelong effect. Lancet. 2016;387(10017):475-90. Pubmed | DOI
- Evidence on the long-term effects of breastfeeding: systematic review and meta-analyses. Geneva: WHO; 2007. Bron
Foetale sterfte na een zwangerschapsduur van 22 weken
Indicatorwaarde

Referentiewaarde (niet beschikbaar)

3-jarige trend

Foetale sterfte 2004 - 2015
Land | 2015 | BI ondergrens 2015 | BI bovengrens 2015 | 2010 | BI ondergrens 2010 | BI bovengrens 2010 | 2004 | BI ondergrens 2004 | BI bovengrens 2004 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Hongarije | 3,7 | 3,3 | 4,1 | 3,4 | 3,1 | 3,8 | 3,7 | 3,4 | 4,1 |
Slowakije | 3,5 | 3,1 | 4,1 | 3,1 | 2,7 | 3,6 | 1,7 | 1,3 | 2,0 |
Ierland | 3,4 | 3,0 | 3,9 | 3,7 | 3,2 | 4,1 | 4,3 | 3,8 | 4,8 |
Letland | 3,4 | 2,7 | 4,2 | 4,1 | 3,3 | 5,1 | 4,8 | 4,0 | 5,9 |
Kroatië | 3,2 | 2,7 | 3,8 | ||||||
Estland | 3,1 | 2,3 | 4,2 | 2,7 | 2,0 | 3,7 | 3,2 | 2,4 | 4,2 |
België | 3,1 | 2,8 | 3,4 | 3,2 | 2,8 | 3,5 | 3,0 | 2,6 | 3,4 |
VK: Engeland en Wales | 3,1 | 2,9 | 3,2 | 3,8 | 3,6 | 3,9 | |||
Frankrijk | 3,0 | 2,9 | 3,1 | ||||||
Zweden | 3,0 | 2,7 | 3,4 | 2,8 | 2,5 | 3,1 | 3,2 | 2,8 | 3,5 |
Griekenland | 3,0 | 2,6 | 3,3 | 3,5 | 4,0 | 3,6 | 4,4 | ||
Litouwen | 2,9 | 2,3 | 3,5 | 3,4 | 2,8 | 4,1 | 3,9 | 3,3 | 4,7 |
Tsjechië | 2,7 | 2,4 | 3,1 | 1,5 | 1,3 | 1,7 | 2,4 | 2,1 | 2,7 |
Spanje | 2,7 | 2,6 | 2,9 | 2,6 | 2,5 | 2,8 | 2,7 | 2,6 | 2,9 |
VK: Schotl. en N-Ierl. | 2,6 | 2,4 | 3,1 | 3,6 | 3,2 | 4,0 | 4,3 | 3,9 | 4,8 |
Portugal | 2,5 | 2,2 | 2,9 | 2,4 | 2,1 | 2,7 | 2,7 | 2,4 | 3,0 |
Polen | 2,5 | 2,3 | 2,6 | 3,0 | 2,8 | 3,1 | 3,8 | 3,6 | 4,0 |
Zwitserland | 2,4 | 2,1 | 2,7 | 2,1 | 1,8 | 2,5 | |||
Duitsland | 2,4 | 2,3 | 2,5 | 2,3 | 2,1 | 2,4 | 2,6 | 2,4 | 2,7 |
Italië | 2,4 | 2,3 | 2,6 | 2,4 | 2,2 | 2,5 | 3,7 | 3,6 | 3,9 |
Oostenrijk | 2,4 | 2,1 | 2,8 | 2,5 | 2,1 | 2,8 | 2,5 | 2,2 | 2,9 |
Slovenië | 2,4 | 1,8 | 3,1 | 3,3 | 2,6 | 4,2 | 3,5 | 2,8 | 4,5 |
Noorwegen | 2,3 | 1,9 | 2,7 | 2,7 | 2,0 | 2,7 | 2,9 | 2,5 | 3,4 |
NEDERLAND | 2,2 | 2,0 | 2,4 | 2,9 | 2,6 | 3,1 | 4,3 | 4,0 | 4,6 |
Finland | 2,1 | 1,7 | 2,5 | 2,0 | 1,6 | 2,3 | 2,0 | 1,7 | 2,4 |
Denemarken | 2,0 | 1,7 | 2,4 | 2,3 | 2,0 | 2,7 | 3,7 | 3,3 | 4,2 |
Bron: Euro-Peristat, 2018
- BI = 95% betrouwbaarheidsinterval (alleen zichtbaar in de tabel lay-out).
- De cijfers zijn (indien mogelijk) zonder zwangerschapsafbrekingen.
- Om cijfers internationaal in de tijd te vergelijken, wordt een grens van 28 weken gehanteerd; daardoor vallen de cijfers hoger uit dan nationale cijfers waarbij de grens bij 22 weken wordt gelegd.
- Indien informatie over de zwangerschapsduur ontbrak, zijn geboortes en sterfgevallen meegerekend bij een geboortegewicht boven de 500 gram. Geboorte en sterfte zijn geëxcludeerd bij het ontbreken van zowel zwangerschapsduur als geboortegewicht.
- Polen, Zweden, Zwitserland: data uit 2014 i.p.v. 2015.
Trend foetale sterfte
Jaar | Foetale sterfte per 1.000 geborenen |
---|---|
2000 | 8,1 |
2001 | 8,0 |
2002 | 7,9 |
2003 | 7,3 |
2004 | 7,2 |
2005 | 7,2 |
2006 | 7,0 |
2007 | 6,7 |
2008 | 6,6 |
2009 | 6,0 |
2010 | 5,7 |
2011 | 5,6 |
2012 | 5,5 |
2013 | 5,3 |
2014 | 4,7 |
2015 | 4,8 |
2016 | 4,8 |
2017 | 4,6 |
2018 | 5,0 |
2019 | 4,8 |
Bron: Perinatale Registratie Nederland (Perined)
Dit cijfer is ook onderdeel van |
---|
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Foetale sterfte na een zwangerschapsduur van 22 weken |
Bron |
Perinatale Registratie Nederland (Perined); Euro-Peristat (2008, 2013 en 2018) |
Berekening |
Teller: alle baby's die na een zwangerschapsduur van 22 weken of meer na de geboorte geen enkel teken van leven hebben getoond. |
Interpretatie |
Uitkomstmaten die betrekking hebben op de gezondheid van baby’s in hun eerste levensjaar, en dan met name sterftecijfers, worden vaak gebruikt als maat voor de kwaliteit van perinatale zorg. De voornaamste oorzaken rondom perinatale sterfte zijn aangeboren aandoeningen, (ernstige) vroeggeboorte en foetale groeibeperking. Er zijn ook risicofactoren aan te wijzen zoals de leeftijd van de moeder, meerlingenzwangerschappen, diabetes en roken. De kwaliteit van zorg tijdens de preconceptie, zwangerschap, geboorte en neonatale periode heeft hier invloed op, en daarmee ook op de mortaliteit en morbiditeit van de baby (Bonsel et al., 2010). |
Toelichting bij de referentiewaarde |
n.v.t. |
Toelichting bij de internationale vergelijking | Voor een betere vergelijkbaarheid tussen landen is de grenswaarde bij een hogere zwangerschapsduur dan 22 weken gelegd. Vaak wordt 28 weken genomen, maar uit onderzoek op basis van cijfers uit 2015 lijkt 24 weken ook te voldoen. Omdat Euro-Peristat een hogere grenswaarde hanteert dan de Nederlandse cijfers, vallen de internationale cijfers lager uit dan de Nederlandse (Euro-Peristat, 2018). |
Jaar |
2019 |
Literatuur | Perined, 2020; Smith et al., 2018; Euro-Peristat, 2018 |
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Lijnen in perinatale sterfte. Signalementstudie Zwangerschap en Geboorte 2010. Rotterdam: Erasmus MC ; 2010. Bron
- European Perinatal Health Report. Core indicators of the health and care of pregnant women and babies in Europe in 2015. .; 2018. Bron
- Geboortezorg in Nederland 2019. Overzicht van cijfers over geboorten en geboortezorg in Nederland in 2019. Perined; 2020. Bron
- Quantifying the burden of stillbirths before 28 weeks of completed gestational age in high-income countries: a population-based study of 19 European countries. Lancet. 2018;392(10158):1639-1646. Pubmed | DOI
Neonatale sterfte na een zwangerschapsduur van 22 weken
Indicatorwaarde

Referentiewaarde (niet beschikbaar)

3-jarige trend

Neonatale sterfte 2004-2015
2015 | Bi ondergrens 2015 | Bi bovengrens 2015 | 2010 | Bi ondergrens 2010 | Bi bovengrens 2010 | 2004 | Bi ondergrens 2004 | Bi bovengrens 2004 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kroatië | 2,7 | 2,2 | 3,3 | ||||||
Polen (2014) | 2,4 | 2,3 | 2,6 | 3,1 | 2,9 | 3,2 | 4,4 | 4,2 | 4,6 |
Hongarije | 2,4 | 2,1 | 2,7 | ||||||
Letland | 2,2 | 1,7 | 2,9 | 3,3 | 2,6 | 4,2 | 5,5 | 4,6 | 6,6 |
Frankrijk | 2,1 | 2,0 | 2,2 | 2,1 | 2,0 | 2,2 | |||
Litouwen | 2,0 | 1,6 | 2,6 | 2,3 | 1,8 | 2,9 | 4,2 | 3,6 | 5,1 |
NEDERLAND | 2,0 | 1,8 | 2,2 | 2,2 | 2,0 | 2,4 | 2,7 | 2,5 | 3,0 |
Slowakije | 1,9 | 1,6 | 2,3 | 1,8 | 1,4 | 2,1 | 2,4 | 2,0 | 2,8 |
Zwitserland (2014) | 1,8 | 1,5 | 2,1 | 1,9 | 1,6 | 2,2 | |||
VK (excl. Schotland) | 1,7 | 1,7 | 1,9 | 2,0 | 1,9 | 2,1 | 2,6 | 2,4 | 2,7 |
België | 1,6 | 1,4 | 1,9 | 1,9 | 1,8 | 2,3 | 2,3 | 2,0 | 2,7 |
Denemarken | 1,4 | 1,1 | 1,7 | 1,5 | 1,2 | 1,8 | 3,0 | 2,6 | 3,5 |
Oostenrijk | 1,4 | 1,1 | 1,6 | 1,7 | 1,4 | 2,0 | 2,2 | 1,9 | 2,6 |
Zweden (2014) | 1,3 | 1,1 | 1,5 | 1,3 | 1,1 | 1,5 | 1,9 | 1,7 | 2,2 |
Estland | 1,2 | 0,8 | 2,0 | 1,3 | 0,8 | 2,0 | 3,9 | 3,0 | 5,0 |
Tsjechië | 1,2 | 1,0 | 1,4 | 1,6 | 1,4 | 1,9 | 1,9 | 1,6 | 2,2 |
Noorwegen | 1,2 | 0,9 | 1,5 | 1,6 | 1,3 | 2,0 | 1,9 | 1,6 | 2,3 |
Finland | 1,2 | 0,9 | 1,5 | 1,3 | 1,0 | 1,6 | 2,0 | 1,6 | 2,4 |
Slovenië | 0,4 | 0,2 | 0,8 | 1,1 | 0,8 | 1,7 | 2,2 | 1,6 | 3,1 |
Portugal | 1,6 | 1,3 | 1,8 | 2,3 | 2,0 | 2,6 | |||
Spanje: Valencia | 2,4 | 2,0 | 2,8 | 1,8 | 1,5 | 2,2 |
Bron: Euro-Peristat, 2018
- BI = 95% betrouwbaarheidsinterval (alleen zichtbaar in de tabel lay-out).
- Binnen Euro-Peristat wordt een grens van 24 weken gehanteerd, waardoor cijfers lager uitvallen dan nationale cijfers.
- België 2004: excl. Wallonië.
Trend neonatale sterfte
Jaar | Neonatale sterfte per 1.000 levendgeborenen (PRN) |
---|---|
2000 | 4,2 |
2001 | 4,0 |
2002 | 4,0 |
2003 | 3,9 |
2004 | 3,4 |
2005 | 4,0 |
2006 | 3,5 |
2007 | 3,5 |
2008 | 3,1 |
2009 | 3,2 |
2010 | 3,3 |
2011 | 3,3 |
2012 | 3,0 |
2013 | 3,2 |
2014 | 3,1 |
2015 | 3,0 |
2016 | 2,6 |
2017 | 3,0 |
2018 | 3,0 |
2019 | 3,0 |
Bron: Perinatale Registratie Nederland (Perined)
Dit cijfer is ook onderdeel van |
---|
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Neonatale sterfte na een zwangerschapsduur van 22 of meer weken. |
Bron |
Perinatale registratie Nederland (Perined); Euro-Peristat (2008, 2013 en 2018) |
Berekening |
Teller: aantal baby's die na een zwangerschapsduur van 22 weken of meer tot en met de 28e dag na de geboorte zijn overleden. |
Interpretatie |
Uitkomstmaten die betrekking hebben op de gezondheid van baby’s in hun eerste levensjaar, en dan met name sterftecijfers, worden vaak gebruikt als maat voor de kwaliteit van perinatale zorg. De voornaamste oorzaken rondom perinatale sterfte zijn aangeboren aandoeningen, (ernstige) vroeggeboorte en foetale groeibeperking. Er zijn ook risicofactoren aan te wijzen zoals de leeftijd van de moeder, meerlingenzwangerschappen, diabetes en roken. De kwaliteit van de zorg tijdens de preconceptie, zwangerschap, geboorte en neonatale periode heeft hier invloed op, en daarmee ook op de mortaliteit en morbiditeit van de baby (Bonsel et al., 2010). |
Toelichting internationale vergelijking | Voor een betere vergelijkbaarheid tussen landen, is hier de grens gelegd bij een zwangerschapsduur van 24 weken. Omdat Euro-Peristat hogere grenswaarden hanteert dan nationaal (22+ weken), vallen de cijfers lager uit dan de nationale cijfers. |
Jaar |
2019 |
Literatuur | Perined, 2020; Smith et al., 2018; Euro-Peristat, 2018 |
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Lijnen in perinatale sterfte. Signalementstudie Zwangerschap en Geboorte 2010. Rotterdam: Erasmus MC ; 2010. Bron
- Geboortezorg in Nederland 2019. Overzicht van cijfers over geboorten en geboortezorg in Nederland in 2019. Perined; 2020. Bron
- Quantifying the burden of stillbirths before 28 weeks of completed gestational age in high-income countries: a population-based study of 19 European countries. Lancet. 2018;392(10158):1639-1646. Pubmed | DOI
- European Perinatal Health Report. Core indicators of the health and care of pregnant women and babies in Europe in 2015. .; 2018. Bron
Vrouwen binnen 45 minuten vervoerd naar ziekenhuis met acute verloskunde
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

3-jarige trend

Trend vrouwen binnen 45 minuten vervoerd naar ziekenhuis met acute verloskunde
Percentage | |
---|---|
2015 | 99,9 |
2016 | 99,8 |
2017 | 99,8 |
2018 | 99,9 |
2019 | 99,9 |
2020 | 99,9 |
Bron: RIVM, 2020
- Peildatum juni 2020
Deze cijfers zijn ook onderdeel van: | |
---|---|
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage vrouwen in de vruchtbare leeftijd dat met de ambulance binnen 45 minuten naar een afdeling verloskunde vervoerd kan worden. |
Bron |
|
Berekening |
Teller: Aantal vrouwen in de vruchtbare (15 tot 45 jaar) leeftijd dat binnen 45 minuten per ambulance naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis met acute verloskunde vervoerd kan worden. Noemer: totaal aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd (15 tot 45 jaar). Wanneer de bereikbaarheid van acute verloskunde zoals in de "Bereikbaarheidsanalyse SEH's en acute verloskunde 2020 Analyse gevoelige ziekenhuizen" (juni 2020) voor de totale bevolking wordt berekend, blijkt dat ruim 99,8% van de inwoners binnen 45 minuten naar een afdeling verloskunde kan worden vervoerd. In de bereikbaarheidsanalyse van juni 2020 is uitgegaan van 74 locaties ziekenhuizen met acute verloskunde. Adressenlijst locaties 24/7-uurs basis SEH's en locaties acute verloskunde. |
Interpretatie |
Beleidsregels stellen dat de spreiding van afdelingen acute verloskunde zodanig dient te zijn dat iedere Nederlander binnen 45 minuten na melding van een spoedeisende hulpvraag naar een afdeling verloskunde vervoerd kan worden door een ambulance. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
Iedereen moet binnen 45 minuten naar een ziekenhuis met afdeling acute verloskunde vervoerd kunnen worden. |
Jaar |
2020 |
Literatuur | RIVM, 2020 |
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Bereikbaarheidsanalyse SEH’s en acute verloskunde 2020 (Analyse gevoelige ziekenhuizen). Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; 2020. Bron