Vrouwen binnen 45 minuten vervoerd naar ziekenhuis met acute verloskunde
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

3-jarige trend

Trend vrouwen binnen 45 minuten vervoerd naar ziekenhuis met acute verloskunde
Percentage | |
---|---|
2015 | 99,9 |
2016 | 99,8 |
2017 | 99,8 |
2018 | 99,9 |
2019 | 99,9 |
2020 | 99,9 |
Bron: RIVM, 2020
- Peildatum juni 2020
Deze cijfers zijn ook onderdeel van: | |
---|---|
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage vrouwen in de vruchtbare leeftijd dat met de ambulance binnen 45 minuten naar een afdeling verloskunde vervoerd kan worden. |
Bron |
|
Berekening |
Teller: Aantal vrouwen in de vruchtbare (15 tot 45 jaar) leeftijd dat binnen 45 minuten per ambulance naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis met acute verloskunde vervoerd kan worden. Noemer: totaal aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd (15 tot 45 jaar). Wanneer de bereikbaarheid van acute verloskunde zoals in de "Bereikbaarheidsanalyse SEH's en acute verloskunde 2020 Analyse gevoelige ziekenhuizen" (juni 2020) voor de totale bevolking wordt berekend, blijkt dat ruim 99,8% van de inwoners binnen 45 minuten naar een afdeling verloskunde kan worden vervoerd. In de bereikbaarheidsanalyse van juni 2020 is uitgegaan van 74 locaties ziekenhuizen met acute verloskunde. Adressenlijst locaties 24/7-uurs basis SEH's en locaties acute verloskunde. |
Interpretatie |
Beleidsregels stellen dat de spreiding van afdelingen acute verloskunde zodanig dient te zijn dat iedere Nederlander binnen 45 minuten na melding van een spoedeisende hulpvraag naar een afdeling verloskunde vervoerd kan worden door een ambulance. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
Iedereen moet binnen 45 minuten naar een ziekenhuis met afdeling acute verloskunde vervoerd kunnen worden. |
Jaar |
2020 |
Literatuur | RIVM, 2020 |
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Bereikbaarheidsanalyse SEH’s en acute verloskunde 2020 (Analyse gevoelige ziekenhuizen). Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; 2020. Bron
Inwoners binnen 30 minuten bereikt door mobiel medisch team
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

Geen 3-jarige trend

Trend bevolking binnen 30 minuten bereikt door mobiel medisch team
Jaar | Percentage totale bevolking |
---|---|
2007 | 98 |
2011 | 99 |
2018 | 99 |
- In de tussenliggende jaren is de analyse niet uitgevoerd
Dit cijfer is ook onderdeel van |
---|
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage van de bevolking dat binnen 30 minuten bereikt kan worden door een mobiel medisch team (MMT) |
Bronnen |
|
Berekening |
Teller: aantal inwoners dat binnen 30 minuten bereikt kan worden door een mobiel medisch team. |
Interpretatie |
Een mobiel medisch team (MMT) verleent medisch-specialistische hulp ter plaatse van een incident in aanvulling op ambulancezorg. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een groot en gecompliceerd ongeval met meerdere en zwaargewonde patiënten. Hoe sneller het MMT ter plaatse is, hoe beter. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
Iedereen moet binnen 30 minuten bereikt kunnen worden. Het ministerie van VWS heeft in zijn beleidsvisie traumazorg aangegeven dat een traumateam (MMT) alleen meerwaarde heeft als het binnen 30 minuten ter plaatse kan zijn. |
Jaar |
2018 |
Wanbetalers zorgverzekering
Indicatorwaarde (2020)

Referentiewaarde

3-jarige trend (2018 - 2020)

Trend wanbetalers zorgpremie 2010 - 2020
Jaar | Aantal |
---|---|
2010 | 266.306 |
2011 | 303.528 |
2012 | 297.954 |
2013 | 314.138 |
2014 | 325.810 |
2015 | 312.037 |
2016 | 277.023 |
2017 | 249.049 |
2018 | 223.714 |
2019 | 202.702 |
2020 | 189.652 |
Bron: Verzekerdenmonitor 2020
Deze cijfers zijn ook onderdeel van | |
---|---|
|
Toelichting |
---|---|
Volledige naam indicator |
Aantal mensen met een zorgverzekering die tenminste zes maanden de premie voor de basisverzekering niet heeft betaald. |
Bron |
|
Berekening |
Totaal aantal wanbetalers |
Interpretatie |
Mensen hun zorgpremie langer dan zes maanden niet betaald hebben (ondanks het aanbod om een betalingsregeling te treffen), worden door hun zorgverzekeraar als wanbetaler aangemeld. Wanbetaling van de zorgpremie staat vaak niet op zichzelf, vaak gaat dit gepaard met andere schulden. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
Er bestaat geen beleidsnorm voor het aantal wanbetalers, maar iedereen is wettelijk verplicht om een basis zorgverzekering te hebben. |
Jaar |
2020 |
Wachttijd tot poliklinisch consult medisch specialistische zorg langer dan de Treeknorm
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

Door trendbreuk geen conclusie mogelijk

Trend wachttijd tot poliklinisch consult medisch specialistische zorg langer dan de Treeknorm
Jaar | Percentage wachttijden polikliniek |
---|---|
2010 | 25,7 |
2011 | 25,0 |
2012 | 21,9 |
2013 | 17,4 |
2014 | 18,0 |
2015 | 19,4 |
2016 | 24,0 |
2017 | 30,8 |
2018 | 28,7 |
- 2018 betreft januari t/m juli
- Tot en met juli 2018 werden wachttijdgegevens verzameld en bewerkt door Mediquest.
- Door verandering van de bron en methode is het niet verantwoord om een conclusie te trekken over het percentage in 2019 ten opzichte van voorgaande jaren
Dit cijfer is ook onderdeel van |
---|
Wachttijd tot poliklinisch consult medisch specialistische zorg langer dan de Treeknorm 2019
Maand | Percentage |
---|---|
Jan | 29,8 |
Feb | 29,2 |
Mrt | 30,5 |
Apr | 35,6 |
Mei | 34,6 |
Jun | 37,1 |
Jul | 39,7 |
Aug | 41,4 |
Sep | 34,5 |
Okt | 38,3 |
Nov | 37,2 |
Dec | 43,4 |
Bron: NZa
- Veranderingen over het jaar heen kunnen onder andere te maken hebben met seizoenspatronen van ziekten en aanbod van zorgpersoneel (zomer- en kerstvakanties).
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage wachttijden tot een poliklinisch consult medisch specialistische zorg langer dan de Treeknorm. |
Bron |
Wachttijdenonderzoek, Mediquest (t/m juli 2018); Wachttijdenregistratie NZa (2019). |
Berekening |
Teller: aantal wachttijden voor een eerste poliklinisch consult langer dan de Treeknorm. Noemer: totaal aantal wachttijden voor een eerste poliklinisch consult. |
Toelichting bij de berekening |
Voor de berekening van de indicator is per maand voor de wachttijden van alle hoofdspecialismen en alle zorgaanbieders samen, het percentage wachttijden berekend dat de Treeknorm van 4 weken overschrijdt. Een jaarcijfer is berekend door een gemiddeld percentage over alle maanden te berekenen. De indicator is aldus gebaseerd op zo’n 12 metingen per hoofdspecialisme per zorgaanbieder. Hierbij is gewogen voor de frequentie waarin specialismen voorkomen; specialismen die weinig voorkomen (bijvoorbeeld allergologie) tellen minder zwaar mee dan specialismen die veel voorkomen (bijvoorbeeld chirurgie). |
Vaststelling van de wachttijd |
De instelling kan een actuele wachttijd registreren of een retrospectief bepaalde wachttijd. De actuele wachttijd is het aantal dagen tussen het moment dat een patiënt een afspraak maakt voor een eerste poliklinisch consult tot het moment dat de patiënt terecht kan. Hierbij wordt gekozen voor de derde mogelijkheid in het afsprakenregister op het moment dat de patiënt de afspraak maakt. Met het kiezen van de derde mogelijkheid worden eventuele toevalstreffers, die een realistische wachttijd kunnen beïnvloeden (zoals onverwachte afzegging van een afspraak), voorkomen. De retrospectief bepaalde wachttijd is de gemiddelde effectieve wachttijd van de laatste drie maanden.
|
Inclusie/exclusie |
Inclusie: alle instellingen die medisch specialistische zorg bieden (ziekenhuizen of ZBC’s). Voor 23 specialismen (afdelingen) zijn wachttijden vastgesteld. Exclusie:
|
Interpretatie |
Alle instellingen voor medisch specialistische zorg zijn per 1 januari 2008 verplicht om maandelijks de wachttijden voor electieve medisch specialistische zorg op hun website te publiceren. Dit volgt uit de ‘Regeling verplichte publicatie wachttijden somatische zorg’ (2008) van de NZa en de aangepaste 'Regeling Wachttijden en wachttijdbemiddeling medisch specialistische zorg' (NZa, 2018, regeling NR/REG-1823a). Zorgaanbieders en zorgverzekeraars hebben afspraken gemaakt over maximaal aanvaardbare wachttijden in de zorg. Deze wachttijden worden Treeknormen genoemd. De Treeknorm voor poliklinische zorg is 4 weken (NZa, 2017, regeling TH/BR-025). De indicator is een samenvattende maat voor het totaal van alle aanbieders en alle specialismen. Het geeft een indruk van de algemene trend in wachttijden, en laat zien of het totale aanbod van medisch specialistische zorg passend is bij de vraag naar deze zorg. |
Kantekening | De omvang van het specialisme en de zorgaanbieder (in termen van hoeveelheid personeel, voorzieningen zoals bedden of productie) worden in deze indicator niet meegewogen. De wachttijd van een kleine afdeling in een perifeer ziekenhuis heeft evenveel invloed op deze indicator als een grote afdeling in een universitair medisch centrum. Daarnaast is deze indicator ongevoelig voor de duur van de wachttijd boven of onder de Treeknorm. Bij een Treeknorm van 4 weken maakt het voor de uitkomst van de indicator niet uit of een zorgaanbieder een wachttijd heeft van 1 dag of 3,5 weken (beide onder de norm). Ook een wachttijd van 5 weken of 10 weken maakt geen verschil (beide boven de norm). |
Toelichting bij de referentiewaarde |
De Treeknorm bedraagt 4 weken (28 kalenderdagen). De bijbehorende norm dat 80% van de burgers binnen 3 weken terecht moet kunnen, wordt niet geregistreerd (NZa, 2017, beleidsregel TH/BR-025). |
Jaar |
2019 |
Toelichting bij de trend | Tot en met juli 2018 werden wachttijdgegevens verzameld en bewerkt door Mediquest. Door verandering van de bron en methode is het niet verantwoord om een conclusie te trekken over het percentage in 2019 ten opzichte van voorgaande jaren. |
Wachttijden behandeling in ziekenhuizen langer dan de Treeknorm
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

Door trendbreuk geen conclusie mogelijk

Trend wachttijden voor behandeling langer dan de Treeknorm
Jaar | Percentage behandeling |
---|---|
2010 | 19,4 |
2011 | 16,6 |
2012 | 15,4 |
2013 | 13,5 |
2014 | 13,0 |
2015 | 13,0 |
2016 | 14,1 |
2017 | 17,7 |
2018 | 24,0 |
- 2018 betreft januari t/m juli
- Tot en met juli 2018 werden wachttijdgegevens verzameld en bewerkt door Mediquest.
- Door verandering van de bron en methode is het niet verantwoord om een conclusie te trekken over het percentage in 2019 ten op zichte van voorgaande jaren.
Dit cijfer is ook onderdeel van |
---|
Wachttijden behandeling langer dan de Treeknorm 2019
Maand | Percentage |
---|---|
Jan | 28,83015174 |
Feb | 27,75186567 |
Mrt | 28,19074334 |
Apr | 26,96078431 |
Mei | 27,6504298 |
Jun | 25,02443793 |
Jul | 26,63043478 |
Aug | 25,80645161 |
Sep | 26,00304723 |
Okt | 26,88821752 |
Nov | 29,55854127 |
Dec | 32,90598291 |
Bron: NZa
- Veranderingen over het jaar heen kunnen onder andere te maken hebben met seizoenspatronen van ziekten en aanbod van zorgpersoneel (zomer- en kerstvakanties).
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage wachttijden voor behandeling medisch specialistische zorg langer dan de Treeknorm |
Bron |
Wachttijdenonderzoek, Mediquest (t/m juli 2018); Wachttijdenregistratie NZa (2019). |
Berekening |
Teller: aantal wachttijden voor een behandeling/operatie langer dan de Treeknorm. Noemer: totaal aantal wachttijden voor een behandeling/operatie. |
Toelichting bij de berekening |
Voor de berekening van de indicator is per maand voor de wachttijden van alle behandelingen en alle zorgaanbieders samen, het percentage wachttijden berekend dat de Treeknorm van 7 weken overschrijdt. Een jaarcijfer is berekend door een gemiddeld percentage over alle maanden te berekenen. De indicator is aldus gebaseerd op zo’n 12 metingen per behandeling per zorgaanbieder. Hierbij is gewogen voor de frequentie waarin behandelingen voorkomen; behandelingen die minder vaak worden uitgevoerd tellen minder zwaar mee dan behandelingen die vaak uitgevoerd worden. |
Vaststelling van de wachttijd |
De wachttijd voor een behandeling is de tijd (in dagen) tussen het ordermoment en het uitvoeren van de behandeling. Het ordermoment is de datum waarop patiënt en arts besluiten dat een behandeling noodzakelijk is. |
Inclusie/exclusie |
Alle instellingen die medisch specialistische zorg bieden (ziekenhuizen of ZBC’s). Voor 40 behandelingen zijn wachttijden vastgesteld. |
Interpretatie |
Alle instellingen voor medisch specialistische zorg zijn per 1 januari 2008 verplicht om maandelijks de wachttijden voor electieve medisch specialistische zorg op hun website te publiceren. Dit volgt uit de ‘Regeling verplichte publicatie wachttijden somatische zorg’ (2008) van de NZa en de aangepaste 'Regeling Wachttijden en wachttijdbemiddeling medisch specialistische zorg' (NZa, 2018, regeling NR/REG-1823a). Zorgaanbieders en zorgverzekeraars hebben afspraken gemaakt over maximaal aanvaardbare wachttijden in de zorg. Deze wachttijden worden Treeknormen genoemd. De Treeknorm voor behandeling is 7 weken (NZa, 2017, regeling TH/BR-025). De indicator is een samenvattende maat voor het totaal van alle aanbieders en alle behandelingen. Het geeft een indruk van de algemene trend in wachttijden, en laat zien of het totale aanbod van medisch specialistische zorg passend is bij de vraag naar deze zorg. |
Kanttekening | Het volume van de behandelingen en de grootte van de zorgaanbieder (in termen van hoeveelheid personeel, voorzieningen zoals bedden of productie) worden in deze indicator niet meegewogen. De wachttijd van een kleine afdeling in een perifeer ziekenhuis heeft evenveel invloed op deze indicator als een grote afdeling in een universitair medisch centrum. Daarnaast is deze indicator ongevoelig voor de duur van de wachttijd boven of onder de Treeknorm. Bij een Treeknorm van 7 weken maakt het voor deze indicator niet uit of een zorgaanbieder een wachttijd heeft van 1 dag of 6,5 weken (beide onder de norm). Ook een wachttijd van 8 weken of 16 weken maakt geen verschil (beide boven de norm). |
Toelichting bij de referentiewaarde |
De Treeknorm bedraagt 7 weken (48 kalenderdagen). De bijbehorende norm dat 80% van de burgers binnen 5 weken terecht moet kunnen, wordt niet geregistreerd (NZa, 2017, beleidsregel TH/BR-025). |
Jaar |
2019 |
Toelichting op de trend | Tot en met juli 2018 werden wachttijdgegevens verzameld en bewerkt door Mediquest. Door verandering van de bron en methode is het niet verantwoord om een conclusie te trekken over het percentage in 2019 ten opzichte van voorgaande jaren. |
Wachttijden diagnostiek in ziekenhuizen langer dan de Treeknorm
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

Door trendbreuk geen conclusie mogelijk

Trend wachttijden diagnostiek langer dan de Treeknorm
Jaar | Percentage wachttijden diagnostiek |
---|---|
2010 | 13,8 |
2011 | 11,4 |
2012 | 9,4 |
2013 | 8,2 |
2014 | 9,9 |
2015 | 10,2 |
2016 | 13,2 |
2017 | 20,8 |
2018* | 21,0 |
- 2018 betreft januari t/m juli.
- Tot en met juli 2018 werden wachttijdgegevens verzameld en bewerkt door Mediquest.
- Door verandering van de bron en methode is het niet verantwoord om een conclusie te trekken over het percentage in 2019 ten opzichte van voorgaande jaren.
Dit cijfer is ook onderdeel van |
---|
Wachttijden diagnostiek langer dan de Treeknorm 2019
Maand | Percentage |
---|---|
Jan | 11,9 |
feb | 13,5 |
mrt | 14,2 |
Apr | 13,6 |
Mei | 14,9 |
Jun | 15,9 |
Jul | 14,5 |
Aug | 15,1 |
Sep | 13,0 |
Okt | 13,3 |
Nov | 15,1 |
Dec | 18,3 |
Bron: NZa
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage wachttijden voor diagnosiek langer dan de Treeknorm. |
Bron |
|
Berekening |
Wachttijdenonderzoek, Mediquest (t/m juli 2018); Wachttijdenregistratie NZa (2019). |
Toelichting bij de berekening | Voor de berekening van de indicator is per maand voor de wachttijden voor diagnostiek en alle zorgaanbieders samen, het percentage wachttijden berekend dat de Treeknorm van 4 weken overschrijdt. Een jaarcijfer is berekend door een gemiddeld percentage over alle maanden te berekenen. De indicator is aldus gebaseerd op zo’n 12 metingen per specialisme (radiologie en gastro-entrologie) per zorgaanbieder. |
Inclusie/exclusie | Inclusie: ale instellingen die medisch specialistische zorg bieden (ziekenhuizen of ZBC’s). Voor radiologie en gasto-enterologie zijn wachttijden vastgesteld. Exclusie: acute zorg. |
Interpretatie |
Alle instellingen voor medisch specialistische zorg zijn per 1 januari 2008 verplicht om maandelijks de wachttijden voor electieve medisch specialistische zorg op hun website te publiceren. Dit volgt uit de ‘Regeling verplichte publicatie wachttijden somatische zorg’ (2008) van de NZa en de aangepaste 'Regeling Wachttijden en wachttijdbemiddeling medisch specialistische zorg' (NZa, 2018, regeling NR/REG-1823a). Zorgaanbieders en zorgverzekeraars hebben afspraken gemaakt over maximaal aanvaardbare wachttijden in de zorg. Deze wachttijden worden Treeknormen genoemd. De Treeknorm voor diagnostiek is 4 weken (NZa, 2017, regeling TH/BR-025). De indicator is een samenvattende maat voor het totaal van alle aanbieders en alle specialismen. Het geeft een indruk van de algemene trend in wachttijden, en laat zien of het totale aanbod van medisch specialistische zorg passend is bij de vraag naar deze zorg. |
Kanttekening | De omvang van het specialisme en de zorgaanbieder (in termen van hoeveelheid personeel, voorzieningen zoals bedden of productie) worden in deze indicator niet meegewogen. De wachttijd van een kleine afdeling in een perifeer ziekenhuis heeft evenveel invloed op deze indicator als een grote afdeling in een universitair medisch centrum. Daarnaast is deze indicator ongevoelig voor de duur van de wachttijd boven of onder de Treeknorm. Bij een Treeknorm van 4 weken maakt het voor de uitkomst van de indicator niet uit of een zorgaanbieder een wachttijd heeft van 1 dag of 3,5 weken (beide onder de norm). Ook een wachttijd van 5 weken of 10 weken maakt geen verschil (beide boven de norm). |
Toelichting bij de referentiewaarde |
De Treeknorm bedraagt 4 weken (28 kalenderdagen). De bijbehorende norm dat 80% van de burgers binnen 3 weken terecht moet kunnen, wordt niet geregistreerd (NZa, 2017, beleidsregel TH/BR-025). |
Jaar |
2019 |
Toelicchting bij de trend | Tot en met juli 2018 werden wachttijdgegevens verzameld en bewerkt door Mediquest. Door verandering van de bron en methode is het niet verantwoord om een conclusie te trekken over het percentage in 2019 ten opzichte van voorgaande jaren. |
Langer dan 2 jaar op wachtlijst voor donornier
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

3-jarige trend

Aantal jaren op wachtlijst voor donornier 2019
Aantal jaren | Minder dan 2 jaar | 2 tot 5 jaar | Meer dan 5 jaar |
---|---|---|---|
Duitsland | 36,2 | 37,8 | 26,0 |
Hongarije | 50,0 | 39,7 | 10,3 |
Nederland | 60,0 | 31,6 | 8,3 |
België | 64,6 | 26,2 | 9,2 |
Kroatië | 68,8 | 27,3 | 3,9 |
Oostenrijk | 69,5 | 26,1 | 4,4 |
Slovenië | 72,6 | 23,2 | 4,2 |
Bron: Eurotransplant
Trend langer dan 2 jaar op wachtlijst voor een donornier
Jaartal | Percentage |
---|---|
2005 | 58,3 |
2006 | 56,6 |
2007 | 55,6 |
2008 | 52,2 |
2009 | 50,9 |
2010 | 48,6 |
2011 | 48,7 |
2012 | 48,6 |
2013 | 48,0 |
2014 | 46,3 |
2015 | 45,8 |
2016 | 39,7 |
2017 | 42,3 |
2018 | 39,6 |
2019 | 40,0 |
Deze cijfers zijn ook onderdeel van | |
---|---|
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage mensen dat 2 jaar of langer wacht op een donornier |
Bron |
|
Berekening |
Teller: aantal mensen dat, op 31 december 2019, 2 jaar of langer wacht op een donornier. |
Interpretatie |
Voor patiënten die wachten op een donororgaan kan lang wachten zeer ernstige gevolgen hebben, waaronder overlijden. Het beschikbaar komen van donororganen is afhankelijk van de stand van de medische wetenschap, de beschikbare ziekenhuiscapaciteit, omvang van de sterfte in de algemene bevolking, het herkennen door artsen en verpleegkundigen van potentiële donoren, de organisatie van de donatie, bereidheid van mensen om postmortaal organen af te staan, publieksvoorlichting en wetgeving. De situatie voor patiënten die wachten op een donornier is in vergelijking met patiënten die wachten op een ander orgaan uniek omdat de beschikbaarheid van een nier ook afhangt van de bereidheid van potentiële donoren om een geschikt orgaan tijdens het leven ter beschikking te stellen. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
De mediaan van de landen die deelnemen aan Eurotransplant (België). |
Jaar |
2019 |
Mensen die afzien van zorg vanwege de kosten
Indicatorwaarde (2019)

Geen referentiewaarde

3-jarige trend

Afzien van zorg vanwege kosten
Bron: OECD
Afzien van zorg vanwege kosten
Jaar | Artsenbezoek | Onderzoek/(na)behandeling | Medicatie | Alle vormen | Afzien van enige vorm van zorg |
---|---|---|---|---|---|
2016 | 8 | 8 | 8 | 2 | 16 |
2017 | 7 | 6 | 3 | 1 | 11 |
2018 | 5 | 5 | 3 | 1 | 8 |
2019 | 5 | 5 | 5 | 1 | 9 |
Deze cijfers zijn ook onderdeel van | |
---|---|
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage van de volwassen bevolking dat in de voorgaande 12 maanden wel eens afzag van zorg vanwege de kosten. |
Bron |
NIVEL Consumentenpanel Gezondheidszorg (2019), OECD Health Statistics (2016) |
Berekening |
Teller: aantal personen dat aangeeft in de voorgaande 12 maanden een medisch probleem te hebben maar heeft afgezien van (a) artsenbezoek, (b) een aanbevolen medisch onderzoek of (na)behandeling en/of (c) afhalen of gebruik van medicijnen vanwege de kosten. |
Toelichting bij de berekening |
De groep respondenten was naar leeftijd en geslacht niet geheel representatief voor de samenstelling van de bevolking in Nederland. Er is daarom een weging toegepast om hiervoor te corrigeren. |
Interpretatie |
Dit kerncijfer betreft het percentage van de bevolking van 18 jaar en ouder dat in de voorgaande 12 maanden vanwege kosten wel eens heeft afgezien van één of meer vormen van zorg. Dit geeft een indruk van de mate waarin kosten als een belemmering wordt gezien om naar een arts te gaan voor een klacht, aanbevolen onderzoek of behandeling of als belemmering voor het afhalen of gebruik van medicijnen. |
Jaar |
2019 |
Literatuur | Meijer et al., 2020 |
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Negen procent van de mensen ziet af van zorg vanwege de kosten. Er is sprake van een daling in de periode 2016-2019. Utrecht: Nivel; 2020. Bron
Mensen die afzien van tandheelkundige zorg die dringend nodig was, vanwege de kosten
Indicatorwaarde

Referentiewaarde

3-jarige trend

Afzien van tandheelkundige zorg die (dringend) nodig was, vanwege kosten 2019
Nederlandse naam | Dringend nodig | Nodig |
---|---|---|
Letland | 9,7 | |
Portugal | 9,6 | |
Griekenland | 8,6 | |
Spanje | 4,9 | |
Noorwegen (2018) | 4,4 | |
Denemarken | 4,3 | |
Estland | 4,1 | |
België (2018) | 3,1 | |
Frankrijk (2018) | 2,9 | |
Litouwen | 2,9 | |
Zwitserland (2018) | 2,8 | |
Italië (2018) | 2,7 | |
Ierland (2018) | 2 | |
Slowakije (2018) | 1,6 | |
Hongarije | 1,5 | |
Verenigd Koninkrijk (2018) | 1,4 | |
Polen | 1,2 | |
Zweden | 1,2 | |
Duitsland (2018) | 0,5 | |
Oostenrijk | 0,5 | |
Tsjechië | 0,5 | |
Nederland | 0,4 | |
Finland | 0,3 | |
Slovenië | 0,3 |
Elk land gebruikt een vertaalde versie van de EU-SILC enquête, er zijn daarom verschillen in de vertaling van de vraag die gebruikt is voor deze indicator. De vertaling van de vraag die is gebruikt voor deze indicator is ruwweg op te delen in twee categorieën:
- Heeft u in de afgelopen 12 maanden afgezien van tandheelkundige zorg die dringend nodig was, omdat dit teveel geld kostte?
- Heeft u in de afgelopen 12 maanden afgezien van tandheelkundige zorg die nodig was, omdat dit teveel geld kostte?
Trend afzien van tandheelkundige zorg die dringend nodig was, vanwege de kosten
Jaar | Percentage |
---|---|
2008 | 0,5 |
2009 | 0,6 |
2010 | 0,8 |
2011 | 0,9 |
2012 | 0,9 |
2013 | 0,9 |
2014 | 1,5 |
2015 | 0,3 |
2016 | 0,3 |
2017 | 0,1 |
2018 | 0,2 |
2019 | 0,4 |
Deze cijfers zijn ook onderdeel van: |
|
---|---|
Toelichting |
|
---|---|
Volledige naam indicator |
Percentage van de bevolking dat afziet van tandheelkundige zorg die dringend nodig was, vanwege de kosten. |
Bron |
|
Berekening |
Teller: alle respondenten in de EU-SILC enquête van 16 jaar en ouder die aangaven in de afgelopen 12 maanden te hebben afgezien van tandheelkundige zorg die (dringend) nodig was, omdat dit teveel geld kostte. Noemer: alle respondenten van 16 jaar en ouder. |
Interpretatie |
Deze indicator geeft een indruk van de financiële toegankelijkheid van tandheelkundige zorg. Tandheelkundige zorg is voor personen van 18 jaar en ouder niet opgenomen in het basispakket van de zorgverzekering. |
Toelichting bij de referentiewaarde |
Mediaan 24 Europese landen |
Jaar |
2019 |