Bevallingen naar lijn en plaats
Trend in bevallingen naar lijn en plaats 2000-2019
Thuisbevalling obv vk | Geboortecentrum | Poliklinische bevalling | Totaal tweede lijn | |
---|---|---|---|---|
2000 | 24,8 | 0,1 | 11,7 | 63,0 |
2001 | 23,8 | 0,3 | 11,5 | 63,8 |
2002 | 23,9 | 0,7 | 12,1 | 62,8 |
2003 | 24,3 | 0,3 | 11,6 | 63,3 |
2004 | 23,6 | 0,1 | 11,3 | 64,3 |
2005 | 23,7 | 0,1 | 11,2 | 64,3 |
2006 | 23,1 | 0,1 | 10,9 | 65,4 |
2007 | 21,9 | 0,1 | 11,4 | 65,9 |
2008 | 21,0 | 0,1 | 11,6 | 66,5 |
2009 | 19,3 | 0,2 | 12,1 | 67,3 |
2010 | 16,9 | 0,3 | 11,3 | 70,9 |
2011 | 15,6 | 1,0 | 12,7 | 69,9 |
2012 | 15,8 | 1,5 | 12,6 | 69,0 |
2013 | 15,7 | 0,8 | 11,7 | 71,0 |
2014 | 13,2 | 2,0 | 12,7 | 71,0 |
2015 | 12,9 | 2,4 | 13,0 | 70,6 |
2016 | 12,7 | 17,3 | 70,0 | |
2017 | 12,7 | 15,10 | 71,5 | |
2018 | 12,9 | 15,0 | 71,0 | |
2019 | 12,7 | 14,6 | 72,7 |
Bron: Perined, 2020, afkomstig van Perined
- Thuisbevalling obv vk = Thuisbevalling onder begeleiding van een verloskundige
- Met ingang van 2016 zijn de percentages voor poliklinische bevallingen inclusief bevallingen in een geboortecentrum. Er zijn dus met ingang van 2016 geen aparte percentages meer voor bevallingen in geboortecentra.
- De percentages tellen niet op tot 100% omdat gegevens over lijn en plaats van bevallen soms ontbreken.
In 2019 vond het merendeel van de bevallingen in het ziekenhuis plaats
Vrouwen met een ongecompliceerde zwangerschap bevallen in Nederland in principe in de eerste lijn. Dat wil zeggen onder begeleiding van een verloskundige of huisarts, thuis, in een polikliniek of geboortecentrum. In 2019 bevielen 161.720 vrouwen (Perined, 2020). Van hen beviel 27,3% in de eerste lijn en 72,7% in de tweede lijn. Een overdracht naar de tweede lijn (in een ziekenhuis) is noodzakelijk als er sprake is van complicaties of een verhoogd risico op complicaties. Een tweedelijnsbevalling is ook noodzakelijk als de vrouw, in overleg met haar verloskundige, gynaecoloog en anesthesioloog, kiest voor pijnstilling met behulp van een epidurale ruggenprik of een pomp die door de vrouw zelf bediend wordt. In de periode 2000-2019 is het aandeel vrouwen dat bevalt in de eerste lijn gedaald (van 36,6% naar 27,3%) en in de tweede lijn gestegen (van 63,0% naar 72,7%) (Perined, 2020).
Meer informatie
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Perinatale zorg in Nederland anno 2019. Landelijke perinatale cijfers en duiding. Utrecht: Perined; 2020. Bron
Bevallingen naar wijze van bevallen
Trend in wijze van bevallen 2000-2018
Spontaan | Kunstverlossing | Sectio Caesarea | |
---|---|---|---|
2000 | 75 | 12 | 12,9 |
2001 | 73,6 | 11,8 | 14,6 |
2002 | 74,7 | 11 | 14,3 |
2003 | 75 | 10,6 | 14,4 |
2004 | 74,5 | 10,9 | 14,6 |
2005 | 75 | 10,4 | 14,6 |
2006 | 75,1 | 10,2 | 14,7 |
2007 | 75,1 | 10,2 | 14,7 |
2008 | 75 | 10 | 15 |
2009 | 74,5 | 10 | 15,4 |
2010 | 73,3 | 10,3 | 16,4 |
2011 | 74,1 | 10 | 15,9 |
2012 | 75 | 9,2 | 15,8 |
2013 | 74,9 | 8,7 | 16,4 |
2014 | 74,8 | 8,7 | 16,5 |
2015 | 74,1 | 9,3 | 16,6 |
2016 | 76,0 | 8,0 | 16,0 |
2017 | 74,5 | 7,0 | 15,2 |
2018 | 73,7 | 6,9 | 14,9 |
Bron: Perined, 2019 afkomstig van Perined
- In 2018 ontbraken voor 4,4% van de bevallingen gegevens over de wijze van bevallen.
Kwart bevallingen via kunstverlossing of keizersnede
Het grootste deel van de bevallingen verliep in 2018 spontaan (73,7%), dat wil zeggen zonder hulp van vacuümpomp/verlostang of keizersnede. Bij 6,9% van alle bevallingen was sprake van een kunstverlossing (zoals via vacuümpomp of verlostang) en bij 14,9% van een keizersnede. Het percentage keizersneden is de laatste jaren redelijk constant (Bron: Perined, 2019).
Meer informatie
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Perinatale zorg in Nederland anno 2018: landelijke perinatale cijfers en duiding. Utrecht: Perined; 2019. Bron
Opnamen Neonatale Intensive Care Unit
Ruim 4.000 opnames op neonatale intensive care in 2015
In 2015 waren er 4.131 opnamen en heropnamen van kinderen met IC-behoefte op een neonatale intensive care unit (NICU). De gemiddelde opnameduur bedroeg 12,0 dagen. Het aantal opnamedagen per kind hangt omgekeerd evenredig samen met de zwangerschapsduur. Vanaf een zwangerschapsduur van minimaal 24 weken of een geboortegewicht van minimaal 500 gram geldt hoe vroeger het kind geboren wordt of hoe lager het geboortegewicht, hoe groter het aantal opnamedagen per kind (Perined, 2016).
Meer informatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Perinatale Zorg in Nederland 2015. Utrecht: Perined; 2016. Bron