Vaccinaties
Vaccinaties
Informatie over vaccinatiegraad is te vinden bij het onderwerp: Vaccinaties.
2013-2014: 2.700 gevallen van mazelen gemeld
2013-2014 laatste mazelenuitbraak
RVP beschermt tegen 12 infectieziekten
Informatie over vaccinatiegraad is te vinden bij het onderwerp: Vaccinaties.
Bof (ICD-10-codes) begint vaak met koorts. Vervolgens treedt een zwelling op van de oorspeekselklieren aan één kant van het hoofd. Na enkele dagen breidt de zwelling zich via de onderkaak uit en wordt dan meestal dubbelzijdig. Het oorlelletje krijgt hierbij soms een lichte kleur. Ook het weefsel rond de speekselklier kan opzwellen, zodat de patiënt een opgezet gezicht krijgt. De vergrote speekselklieren doen pijn bij het openen van de mond en vooral bij het eten van zuur voedsel. De zwelling neemt na ongeveer een week af en is binnen twee weken geheel verdwenen. Hierna is de patiënt meestal hersteld.
Een complicatie die zich bij bof kan voordoen is ontsteking van de teelbal. Dat gebeurt voornamelijk na de puberteit bij 20 tot 30% van de mannen die de ziekte krijgen. Bij vrouwen komt ontsteking van de eierstokken voor en dat kan buikpijn veroorzaken. Nadelige gevolgen voor de vruchtbaarheid heeft dat zelden. Bij 5 op de 1.000 besmettingsgevallen ontstaat hersenvliesontsteking. Deze complicaties hebben meestal een goede afloop. Sporadisch is sprake van ontsteking van de alvleesklier, hersenweefselontsteking, chronische ontstekingvan de schildklier, reuma, ontsteking van de hartspier en doofheid.
Difterie begint over het algemeen met keelpijn en koorts (ICD-10-codes). Het meest kenmerkend is een taai, grijs beslag op de keelamandelen en in de keelholte. Soms is de hals sterk opgezwollen. Vooral bij infecties in de luchtpijp kunnen benauwdheid en verstikking optreden. Soms is er alleen een neusinfectie. Bij 10 tot 25% van de patiënten ontstaan er hartproblemen, doordat het gif van de bacterie de hartspier aantast. Het zenuwstelsel kan ook beschadigd raken, waardoor verlamming optreedt. Dit treedt vooral op bij mensen met heftige ziekteverschijnselen. Mogelijke gevolgen zijn slikproblemen met risico op ernstig verslikken, aantasting van de aangezichtszenuwen met als gevolg scheelzien en vermindering van gezichtsscherpte. Later kan spierzwakte van de ledematen optreden. Vroeger ging 5 tot 10% van de difteriepatiënten dood, met de hoogste percentages bij de heel jonge en heel oude mensen. De andere patiënten herstelden langzaam, maar dat duurde maanden en soms meer dan een jaar. Ook nu nog kan difterie een dodelijke ziekte zijn.
Zo nu en dan dringt de Hib-bacterie verder het lichaam binnen en veroorzaakt een ernstige infectie. De eerste verschijnselen daarvan zijn hoge koorts, hoofdpijn, braken en bleekheid. Er kan een longontsteking optreden of een ontsteking van het strotklepje. Dat is levensbedreigend, omdat de luchtpijp afgesloten kan raken.
Hib-infecties zijn het meest gevreesd vanwege hersenvliesontsteking (meningitis) en bloedvergiftiging (sepsis). Een eerste verschijnsel daarvan is nekstijfheid. Alarmsymptomen zijn huidbloedinkjes die niet zijn weg te drukken. De ziekte kan snel verlopen. Een patiënt kan in enkele uren tot een dag doodziek zijn en binnen een paar dagen zelfs overlijden. Soms leidt Hib tot massale bloedvatverstoppingen met huidbloedingen en weefselschade tot gevolg. Kinderen kunnen in coma raken of epileptische aanvallen krijgen. In ongeveer 10% van de gevallen richt de ziekte blijvende schade aan, zoals gehoorverlies, psychische en leerstoornissen of epilepsie. Van de kinderen met een ernstige Hib-infectie overlijdt 5 tot 10%.
Humaan papillomavirus (HPV)
De meeste infecties met HPV gaan vanzelf weer over. Vaak merk je niets van een besmetting met HPV. Mogelijke klachten zijn bloedingen tijdens/na seksueel contact en pijn en/of branderig gevoel in de vagina. Daarnaast kan HPV genitale wratten en kanker veroorzaken.
Genitale wratten
Genitale wratten worden voornamelijk veroorzaakt door de laag-risico HPV. De eerste verschijnselen zijn jeuk en irritatie bij de geslachtsorganen. Soms ontstaat er maar één wratje, maar bij andere personen ontstaan er veel wratten in een korte tijd. De kans dat wratten na behandeling terugkomen is groot.
Kanker
Twaalf hoog-risico varianten van HPV kunnen kanker veroorzaken. De meest voorkomende vorm van kanker die door HPV wordt veroorzaakt is baarmoederhalskanker. Andere vormen zijn kanker in vagina, schaamlippen, anus, aan de penis, in de mondholte, in een gedeelte van de keel en in de slokdarm. Het virus verdwijnt bijna altijd binnen anderhalf jaar vanzelf weer uit het lichaam. Soms blijft het virus langer in het lichaam en kan dan kanker veroorzaken. Tussen besmetting met HPV en het ontstaan van kanker zit meestal 15 jaar of meer.
In eerste instantie lijkt kinkhoest (ICD-10-codes) vaak op een verkoudheid. Soms is er sprake van koorts. Na 1-2 weken ontstaan de typische kinkhoestklachten: aanvallen van heftig en langdurig hoesten met een harde droge hoest, waarbij taai slijm wordt opgegeven, en een piepende, gierende ademhaling. Benauwdheid en blauw aanlopen kunnen het gevolg zijn. Soms braakt de patiënt. De hoestaanvallen kunnen weken aanhouden. Daarna gaan ze over in een losse hoest die nog maanden kan voortduren. Door de vele hoestbuien raakt de patiënt uitgeput.
Kinkhoest heeft diverse complicaties, waaronder middenoorontsteking en neusbloedingen. Bij meer dan 20% van de gevallen van kinkhoest treedt longontsteking op, bij 3% koortsstuipen en bij 1% hersenweefselontsteking. Ook kan kinkhoest leiden tot een klaplong en blijvende beschadiging van het longweefsel. Vooral bij jonge kinderen verloopt de ziekte vaak ernstig en voor baby’s kan de ziekte dodelijk zijn. Kinkhoest kan behandeld worden met antibiotica, maar dit is alleen zinvol als gestart wordt in een vroeg stadium. De kuur verkort alleen de besmettelijkheid, maar heeft geen invloed op de ernst en duur van de ziekte.
Mazelen (ICD-10-codes) begint met hoge koorts, hoesten, verkoudheid en rode ogen. In het vroege stadium kunnen vlekjes aan de binnenkant van de wangen verschijnen. Deze vlekjes zijn wit met een rode stip. Na het begin stijgt de koorts verder. Personen met mazelen zijn meestal behoorlijk ziek. Binnen enkele dagen verschijnt een huiduitslag in gezicht, nek en hals. De koorts kan een tweede keer hoog oplopen. De uitslag zakt geleidelijk af naar het onderlichaam. Eerst zijn het grote en kleine vlekken. Die vervloeien daarna tot een vrijwel egale roodheid.
Bij mazelen kunnen zich ernstige complicaties voordoen, zoals oorontsteking met soms blijvende doofheid of een levensbedreigende longontsteking. Deze laatste wordt dan veroorzaakt door het mazelenvirus zelf, al dan niet met daarbovenop een bacteriële infectie. Zo’n combinatie komt in circa 10% van de gevallen voor. Een andere gevreesde complicatie is de acute hersenontsteking met vaak blijvende hersenschade. Dit gebeurt bij circa 1 op de 1.000 ziektegevallen. Bij 1-2 per gemelde 1.000 gevallen van mazelen is sprake van een dodelijke afloop. Het zeldzame SSPE (subacute scleroserende panencefalitis) wordt veroorzaakt door een langzaam voortschrijdende mazelenvirusinfectie van de hersenen. Jaren na een ogenschijnlijk normaal verlopen mazelenvirusinfectie ontstaan toenemende gedragsafwijkingen. De patiënt raakt in een vegetatieve toestand en overlijdt na maanden tot jaren.
De Meningokokken-bacteriën (ICD-10-codes) kunnen zich nestelen in de bloedbaan en in de hersenvliezen, huid, gewrichten en longen. De ziekte leidt in 20 tot 30% van de gevallen tot complicaties met ernstige blijvende verschijnselen, zoals doofheid, motorische problemen en leer- en gedragsproblemen. Deze verschijnselen komen soms pas op de lange duur aan het licht. Meningokokken zijn gevoelig voor antibiotica, maar de ziekte verergert zo snel dat een antibioticumkuur vrijwel altijd achter de feiten aanloopt.
Meningokokken-infectie is een verraderlijke ziekte door het snelle verloop ervan. De eerste verschijnselen zijn vaak verkoudheid, hangerigheid en een grieperig gevoel. Na het opkomen van de eerste verschijnselen verergert de ziekte snel, met hoge koorts. Een signaal dat duidelijk op ernstige ziekte wijst is nekstijfheid, dit is een symptoom van hersenvliesontsteking. Heel jonge kinderen kunnen luierpijn krijgen. Ze huilen dan heftig bij het verschonen. Een ander alarmsignaal zijn huidbloedinkjes die niet weg te drukken zijn. Dit kan duiden op bloedvergiftiging (sepsis). Daarnaast kunnen stollingen in de bloedsomloop optreden, met als gevolg shock en bijnierbloedingen. Dit staat bekend als het syndroom van Waterhouse-Friderichsen en kan in zes tot twaalf uur dodelijk zijn. Van alle meningokokkeninfecties heeft 10 tot 20% een dodelijke afloop.
De eerste symptomen manifesteren zich gemiddeld 7-14 dagen na de besmetting (ICD-10-codes). De exacte tijd tussen besmetting en uitbreken van polio is moeilijk vast te stellen, omdat zelden duidelijk is wanneer besmetting plaatsvond. Het poliovirus verspreidt zich vanuit de keelholte naar de darmen. De besmettelijkheid is het grootst kort voor en na het begin van ziekteverschijnselen. Directe besmetting verloopt van ontlasting naar mond, veelal door minder goede hygiënische omstandigheden. Verder vindt verspreiding plaats via druppeltjes door de lucht, bijvoorbeeld bij hoesten, niezen, praten, schreeuwen of zingen.
Meestal (90-95%) verloopt de infectie met poliovirus ongemerkt. Bij ongeveer 4-8% van de infecties treden alleen lichte, griepachtige verschijnselen op. Die kunnen zich uiten in moeheid, hangerigheid en soms temperatuurverhoging, pijnlijke keel, neusverkoudheid of lichte hoofdpijn. Ook maagdarmklachten komen vaak voor. Binnen enkele dagen is dat meestal weer voorbij.
Bij 1-2% van de infecties kunnen vrij plotseling symptomen van hersenvliesontsteking, nekstijfheid, braken, hoofdpijn, koorts en pijn in rug en ledematen ontstaan. Ook dit kan spontaan genezen, maar regelmatig (0,5-1% van de infecties) treden er vervolgens verlammingsverschijnselen op. Dit gebeurt gemiddeld in de periode van 11-17 dagen na besmetting. De verlammingen ontstaan plotseling en zijn meestal binnen 2-3 dagen op hun maximum. Er is dan sprake van een slappe verlamming, vaak van de benen, die zich asymmetrisch verspreidt. In 5-35% van de verlammingen tast de infectie ook de hersenzenuwen aan. De verschijnselen zijn dan vaak zeer ernstig: slik- en ademhalingsmoeilijkheden, waardoor kunstmatige beademing noodzakelijk kan zijn. De aangetaste zenuwcellen herstellen niet. Gedeeltelijk of geheel herstel kan plaatsvinden als andere spiergroepen de functie van de verlamde spieren overnemen. Ademhalingsverlammingen komen vooral voor bij mensen ouder dan 25 jaar.
Bij 20 tot 30% van de mensen die in hun jeugd verlammingen kregen door polio ontwikkelen zich opnieuw spierzwakte, pijn, atrofie en vermoeidheid. Dat gebeurt dan meestal 25-35 jaar na de oorspronkelijke acute ziekte.
In ongeveer 20% van de patiënten met longontsteking dringt de bacterie (ICD-10-codes) door in de bloedbaan en veroorzaakt daar een levensbedreigende ziekte als sepsis. In sommige gevallen kan de pneumokok het lichaam verder binnendringen, in het zenuwstelsel terechtkomen en dan hersenvliesontsteking veroorzaken. Dit is een zeer gevaarlijke aandoening die ook veroorzaakt kan worden door andere verwekkers zoals Haemophilus influenzae type b (Hib) en door meningokokken. Hersenvliesontsteking veroorzaakt door pneumokokken verloopt meestal ernstiger dan bij meningokokken en ongeveer 15-20% van de patiënten overlijdt aan deze aandoening. Nog eens 15% van de patiënten krijgt te maken ernstige restverschijnselen als gehoorstoornissen en neurologische afwijkingen. Ernstige invasieve pneumokokkenziekte, zoals hersenvliesontsteking, komt vooral bij jonge kinderen voor.
Er zijn ongeveer negentig verschillende groepen pneumokokken bekend. Deze groepen worden serotypen genoemd. Niet alle serotypen komen even vaak voor en sommige serotypen zijn meer geassocieerd met ernstige ziekte dan andere.
In de helft van de gevallen verloopt een rodehondvirusinfectie niet zichtbaar (ICD-10-codes). Bij de andere helft verschijnt een huiduitslag. Deze begint in het gezicht en verspreidt zich dan snel naar het bovenlijf en binnen ongeveer 2 dagen ook naar armen en benen. Het is een rozerode uitslag, die eerst bestaat uit duidelijke vlekjes. Later kunnen die, vooral in het gezicht, samenvloeien. Oudere kinderen en volwassenen krijgen vaak enkele dagen voor de huiduitslag last van hangerigheid, verhoging en gevoelige opgezette lymfeklieren achter het oor en in de nek. Bij oudere meisjes en vrouwen kunnen ook gewrichtsklachten optreden.
Rodehond geeft in zeldzame gevallen complicaties, zoals een tekort aan bloedplaatjes of hersenontsteking. Een vaker voorkomende complicatie is gewrichtspijn of soms ontsteking van vingers, polsen of knieën. Deze klachten verdwijnen meestal binnen een maand spontaan, maar kunnen soms langer aanhouden.
Personen, die om bijvoorbeeld religieuze of levensbeschouwelijke overwegingen niet zijn gevaccineerd, hebben een verhoogd risico op rodehond. Als een vrouw tijdens de eerste 3 maanden van de zwangerschap rodehond doormaakt, loopt de ongeboren vrucht een groot risico op aangeboren aandoeningen. Dit wordt het congenitaal rubella syndroom (CRS) genoemd. De aandoeningen kunnen zijn: hart- en oogafwijkingen, slechthorendheid en doofheid, groeiachterstand, tekort aan bloedplaatjes, lever- of miltvergroting, aandoeningen van het centraal zenuwstelsel, botafwijkingen, afwijkingen aan urinewegen en paarse bloedingen in de huid. Hoe vroeger de besmetting tijdens de zwangerschap, hoe ernstiger doorgaans de orgaanbeschadigingen. Rodehond tijdens de zwangerschap kan ook leiden tot een miskraam.
Het gif van de tetanusbacterie (ICD-10-codes) kan snel het spier- en zenuwstelsel aantasten. De kaakkrampen doen veel pijn en treden op bij de kleinste prikkeling, zoals bij slikken. Patiënten kunnen als een kromme hoepel achterover in bed liggen. Ook ademhalen wordt moeilijk of zelfs onmogelijk. Ze kunnen alleen overleven met beademing en onder narcose, dat soms gedurende vele maanden nodig is. Soms overlijden mensen aan de complicaties, zoals longontsteking, bloedstolsels en embolie. Bij een goede behandeling ligt de sterfte in Nederland rond de 20%. Zonder behandeling is tetanus altijd dodelijk. Patiënten die de ziekte overleven houden over het algemeen geen restverschijnselen over.
Sinds 1987 is bofvaccinatie in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) opgenomen als onderdeel van het bmr-vaccin. Bof was in de periode van 1999 tot 2008 niet meldingsplichtig. In 2009 is de meldingsplicht echter hervat.
ICD-10 | Beschrijving |
---|---|
B26.0 | Boforchitis |
B26.1 | Bofmeningitis |
B26.2 | Bofencefalitis |
B26.3 | Bofpancreatitis |
B26.8 | Bof met overige gespecificeerde complicaties |
B26.9 | Bof zonder complicaties |
Sinds 1952/1953 is het vaccin tegen difterie in Nederland beschikbaar. In 1957 werd de difterievaccinatie in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) opgenomen als onderdeel van het dtp-vaccin. Difterie is meldingsplichtig.
Beschrijving |
||
---|---|---|
A36.0 |
Faryngeale difterie: difterie met keelinfectie |
|
A36.1 |
Nasofaryngeale difterie: difterie met neus-keelinfectie |
|
A36.2 |
Laryngeale difterie: difterie met ontsteking in luchtpijp/strottehoofd |
|
A36.3 |
Huiddifterie |
|
A36.8 |
Overige gespecificeerde vormen van difterie |
|
A36.9 |
Difterie, niet gespecificeerd |
Vaccinatie tegen HPV is sinds 2009 opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) voor 12-jarige meisjes.
Beschrijving |
|
---|---|
C01 |
maligne neoplasma van tongbasis |
C02 |
maligne neoplasma van overige en niet-gespecificeerde delen van tong |
C03 |
maligne neoplasma van tandvlees |
C04 |
maligne neoplasma van mondbodem |
C05 |
maligne neoplasma van gehemelte |
C06 |
maligne neoplasma van overige en niet-gespecificeerde delen van mond |
C09 |
maligne neoplasma van tonsil |
C10 |
maligne neoplasma van orofarynx |
C11 |
maligne neoplasma van nasofarynx |
C12 |
maligne neoplasma van sinus piriformis |
C13 |
maligne neoplasma van hypofarynx |
C14 |
maligne neoplasma van overige en slecht omschreven lokalisaties van lip, mond- en keelholte |
C21 |
maligne neoplasma van anus en anaal kanaal |
C51 |
maligne neoplasma van vulva |
C52 |
maligne neoplasma van vagina |
C53 |
maligne neoplasma van cervix uteri |
C60 |
maligne neoplasma van penis |
In 1957 is de kinkhoestvaccinatie opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) als onderdeel van het dktp-vaccin. Het kinkhoestvaccin is in de loop van de jaren aangepast. Kinkhoest is meldingsplichtig.
Beschrijving |
|
---|---|
A37.0 |
Kinkhoest door Bordetella pertussis |
A37.1 |
Kinkhoest door Bordetella parapertussis |
A37.8 |
Kinkhoest door overige gespecificeerde Bordetella species |
A37.9 |
Kinkhoest, niet gespecificeerd |
Sinds 1976 zit mazelenvaccinatie in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) als onderdeel van het bmr-vaccin. Mazelen is een meldingsplichtige infectieziekte.
Beschrijving |
|
---|---|
B05.0 |
Mazelen gecompliceerd door encefalitis |
B05.1 |
Mazelen gecompliceerd door meningitis |
B05.2 |
Mazelen gecompliceerd door pneumonie |
B05.3 |
Mazelen gecompliceerd door otitis media |
B05.4 |
Mazelen met intestinale complicaties |
B05.8 |
Mazelen met overige complicaties |
B05.9 |
Mazelen zonder complicatie |
Vaccinatie tegen meningokokken C maakt sinds september 2002 deel uit van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Kort daarvoor is medio 2002 een eenmalige landelijke vaccinatiecampagne uitgevoerd om kinderen tussen 1-18 jaar te vaccineren tegen meningokokken C. Een meningokokkenziekte C is een meldingsplichtige infectieziekte.
Beschrijving |
|
---|---|
A39.0 |
Meningitis door meningokokken |
A39.1 |
Syndroom van Waterhouse-Friderichsen |
A39.2 |
Acute meningokokkemie |
Sinds 1957 zit poliovaccinatie in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) als onderdeel van het dktp-vaccin. Polio is meldingsplichtig.
Beschrijving |
|
---|---|
A80.0 |
Acute paralytische poliomyelitis, samenhangend met vaccin |
A80.1 |
Acute paralytische poliomyelitis, geïmporteerd natuurlijk virus |
A80.2 |
Acute paralytische poliomyelitis, inheems natuurlijk virus |
A80.3 |
Acute paralytische poliomyelitis, overig en niet gespecificeerd |
A80.4 |
Acute niet-paralytische poliomyelitis |
A80.9 |
Acute poliomyelitis, niet gespecificeerd |
Sinds 1974 worden meisjes gevaccineerd tegen rodehond en sinds 1987 meisjes én jongens; dit om circulatie van het rodehondvirus tegen te gaan. Vaccinatie tegen rodehond in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) maakt deel uit van het bmr-vaccin. Een rodehondvirusinfectie is meldingsplichtig.
Beschrijving |
|
---|---|
B06.0 |
Rubella met neurologische complicaties |
B06.8 |
Rubella met overige complicaties artritis-pneumonie |
B06.9 |
Rubella zonder complicaties |
P35.0 |
Congenitaal rubella syndroom (CRS) |
Sinds 1957 is de tetanusvaccinatie opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) als onderdeel van het dktp-vaccin. Infectie met tetanus is meldingsplichtig. In de periode van 1999 tot 2008 is de meldingsplicht onderbroken geweest.
Beschrijving |
|
---|---|
A35 |
Tetanus |
A33 |
Tetanus neonatorum |
A34 |
Obstetrische tetanus |
Sinds 2006 is vaccinatie tegen pneumokokken opgenomen in het Rijksvaccinatie programma (RVP) om ernstige pneumokokkenziekte te voorkomen. Kinderen geboren vanaf 1 april 2006 worden, als onderdeel van het RVP, tegen pneumokokkeninfecties gevaccineerd met een vaccin dat beschermd tegen 7 serotypen. Dit vaccin is vervangen door een vaccin dat tegen 10 serotypen beschermd voor kinderen geboren vanaf 1 maart 2011. Kinderen krijgen drie keer een vaccinatie tegen pneumokokken; de prik tegen pneumokokken wordt tegelijk gegeven met de inenting tegen dktp-Hib-HepB op de leeftijd van 2, 4 en 11 maanden. Invasieve pneumokokkenziekte is een meldingsplichtige infectieziekte voor kinderen tot en met vijf jaar. Daarnaast rapporteren negen laboratoria, die samen 25% van de Nederlandse bevolking dekken, vrijwillig invasieve pneumokokkenziekte in alle leeftijdscategorieën aan het Nederlands Referentielaboratorium voor Bacteriële Meningitis (NRBM).
Beschrijving |
|
---|---|
J13 |
Pneumonia |
Met ingang van het statistiekjaar 2013 codeert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) doodsoorzakenformulieren automatisch met behulp van het softwarepakket IRIS. Dit is een verschil met voorgaande jaren waarin doodsoorzakenformulieren handmatig werden verwerkt. Automatische codering brengt een betere internationale vergelijkbaarheid en reproduceerbaarheid van de gegevens met zich mee. Het veroorzaakt echter ook verschuivingen in doodsoorzaken. Daardoor zijn de sterftecijfers vanaf het jaar 2013 niet altijd goed vergelijkbaar met sterftecijfers uit eerdere jaren. Voor meer informatie over het automatisch coderen verwijzen wij naar vier artikelen van het CBS:
RVP-ziekten |
Jaarlijks aantal ziektegevallen in periode voor invoering van vaccinatie |
Aantal meldingen in 2015 |
Difterie |
3.000 |
1 |
Kinkhoest |
150.000 |
6.555 |
Tetanus |
25 |
1 |
Polio |
2.200 |
0 |
Rodehond |
180.000 |
1 |
Mazelen |
200.000 |
7 |
Bof |
190.000 |
87 |
Haemophilus influenzae type b |
300 |
34 |
Meningokokken C ziekte |
250 |
8 |
Pneumokokkenziekte (10 vaccintypen) |
1.600 |
548 |
Human papillomavirus (baarmoederhalskanker) |
700 |
715 |
Hepatitis B (acuut) |
500 |
105 |
Bronnen: Osiris, NRLBM; CBS, Nederlandse Kankerregistratie; Rümke & Visser, 2004; Burgmeijer et al., 2013; Van Wijhe et al., 2016