Trend in perinatale sterfte
Trends in perinatale sterfte (≥ 22 weken) 2009-2019
Doodgeboorte | Neonatale sterfte | Perinatale sterfte (28 dagen) | |
---|---|---|---|
2009 | 6,0 | 3,2 | 9,2 |
2010 | 5,7 | 3,3 | 9,0 |
2011 | 5,6 | 3,3 | 8,8 |
2012 | 5,5 | 3,0 | 8,5 |
2013 | 5,3 | 3,2 | 8,4 |
2014 | 4,7 | 3,1 | 7,8 |
2015 | 4,8 | 3,0 | 7,8 |
2016 | 4,8 | 2,6 | 7,4 |
2017 | 4,6 | 3,0 | 7,7 |
2018 | 5,0 | 2,9 | 7,9 |
2019 | 4,8 | 2,9 | 7,8 |
Bron: Perined
- Perinatale sterfte (vanaf 22 weken zwangerschap, tot 28 dagen) per 1.000 levend- en doodgeborenen.
- Doodgeboorte (vanaf 22 weken zwangerschap) per 1.000 levend- en doodgeborenen.
- Neonatale sterfte (vanaf 22 weken zwangerschap, tot 28 dagen) per 1.000 levend- en doodgeborenen.
Perinatale sterfte tot 2015 gedaald, daling daarna afgevlakt
Tussen 2009 en 2019 is de perinatale sterfte van kinderen die na een zwangerschapsduur van 22 weken of meer worden geboren en rond de geboorte overlijden (voor, tijdens of in de eerst 28 dagen na de geboorte) gedaald van 9,2 naar 7,8 per 1.000 (Perined, 2019; Perined, 2020). Gegevens uit het gekoppelde CBS/Perined bestand laten een vergelijkbare daling zien in perinatale sterfte (22 weken, eerste 28 dagen) van 8,8 per 1.000 in 2009 naar 7,5 per 1.000 in 2016 (CBS/Perined via CBS StatLine, 2019). Zowel doodgeboorte als de sterfte in de eerste 28 dagen (neonatale sterfte) daalde. Vanaf 2015 is de daling in perinatale sterfte echter afgevlakt.
De perinatale sterfte was in de jaren vijftig van de vorige eeuw in Nederland veel hoger dan nu, waarna er een sterke daling volgde tot de jaren tachtig van de vorige eeuw. In de periode 1980-2004 heeft die daling zich in Nederland minder sterk doorgezet dan in veel andere hoge inkomenslanden (Mohangoo et al., 2008; Buitendijk et al., 2003; Achterberg & Kramers, 2001). Na 2010 was de daling in Nederland juist weer wat sterker dan in de andere landen (Broeders et al., 2019; Euro-Peristat, 2018). Wel werd duidelijk dat een aantal positieve factoren die hebben bijgedragen aan genoemde relatief sterke daling van de perinatale sterfte in Nederland in 2015 hun grootste effect hadden gehad (Broeders et al., 2019).
Sterfte tot 2015 gedaald door veranderingen in zorg en preventie
Een aantal veranderingen in de zorg hebben mogelijk bijgedragen aan de daling van de sterfte rond de geboorte tussen 2010 en 2015 (Broeders et al., 2019). Voorbeelden zijn:
- de invoering van de perinatale audit;
- de invoering van het landelijk programma voor de 20 wekenecho;
- betere prognoses en actiever beleid bij de behandeling van extreem vroeggeboren kinderen (zie Richtlijn Perinataal beleid bij extreme vroeggeboorte);
- de ontwikkeling en invoering van de richtlijn die aangeeft hoe de zorgverlener optimaal moet handelen bij ‘minder leven voelen’ door de zwangere vrouw (zie Richtlijn Verminderde kindsbewegingen tijdens de zwangerschap).
Verder is ook het percentage zwangeren dat tijdens de gehele zwangerschap dagelijks heeft gerookt, gedaald van naar schatting 9,9 in 2005 naar 6,3 in 2010. Hoewel dit percentage vervolgens weer is gestegen naar 8,6 in 2015 is het in 2015 nog wel lager dan in 2005 (Lanting et al., 2015). Op grond van de bekende verhoogde risico’s voor perinatale sterfte van roken door de moeder is het zeer aannemelijk dat ook hierdoor de sterfte is gedaald. Daarnaast is gewezen op de afname van het aandeel meerlinggeboortes door veranderingen in het ivf-beleid (minder terugplaatsen van twee of meer embryo’s) en de invloed daarvan op de totale perinatale sterfte. Meerlingkinderen hebben namelijk een aantal malen hoger sterfterisico dan eenlingen (Achterberg et al., 2020).
Stagnatie na 2015 door stijging sterfte bij vroeggeboorte voor 32 weken en toename enkele risicofactoren
De belangrijkste reden voor de recente stagnatie van de daling lijkt de recente stijging van de sterfte bij vroeggeboortes met een zwangerschapsduur tussen 24 en 32 weken. Vroeggeboorte is een belangrijke risicofactor voor sterfte rond de geboorte. De daling van het aandeel te vroeg geboren kinderen ging tot 2015 gepaard met een daling van de sterfte door vroeggeboorte. Dit is mede het gevolg van verbeteringen in de behandeling van veel te vroeg geboren kinderen (NVK/NVOG, 2010; zie Richtlijn Perinataal beleid bij extreme vroeggeboorte). Na 2015 daalde het aandeel te vroeg geboren kinderen verder, maar stijgt de sterfte door vroeggeboorte weer. Dit wijst op een hoger risico dat met vroeggeboorte gepaard gaat (Achterberg et al., 2020). Ook nemen in Nederland een aantal risicofactoren voor vroeggeboorte en perinatale sterfte toe. Zo is er een continue toename van obesitas bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd. Ook het aandeel geboortes in de groep vrouwen met een overig niet-westerse herkomst (Azië, Afrika, waaronder asielzoekers en statushouders) neemt toe. Ook deze veranderingen in de populatie zwangere vrouwen kunnen de stagnatie in de daling verklaren (Achterberg et al., 2020).
Meer informatie
- Risicofactoren voor perinatale sterfte
- Bronverantwoording voor een vergelijking van de perinatale sterfte van de PRN, uit de CBS Doodsoorzakenstatistiek en uit het gekoppelde CBS/PRN-bestand
- Vroeggeboorte en laag geboortegewicht
- Deelname 20 wekenecho
- Perinatale sterfte in de Europese Unie
- NVK Richtlijn Perinataal beleid bij extreme vroeggeboorte
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Bronnen
- zorggegevens.nl , Gekoppelde CBS/Perined dataset over perinatale en zuigelingensterfte.
Literatuur
- Perinatale zorg in Nederland anno 2018: landelijke perinatale cijfers en duiding. Utrecht: Perined; 2019. Bron
- Geboortezorg in Nederland 2019. Overzicht van cijfers over geboorten en geboortezorg in Nederland in 2019. Perined; 2020. Bron
- Hoge perinatale sterfte in Nederland vergeleken met andere Europese landen: de PERISTAT II studie. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152(50):2718-27. Pubmed
- Indicators of fetal and infant health outcomes. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2003;111 Suppl 1:S66-77. Pubmed
- Een gezonde start? Sterfte rond de geboorte in Nederland: trends en oorzaken vanuit internationaal perspectief. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM); 2001. Bron
- [Decrease in foetal and neonatal mortality in the Netherlands; comparison with other Euro-Peristat countries in 2004, 2010 and 2015]. Ned Tijdschr Geneeskd. 2019;163. Pubmed
- European Perinatal Health Report. Core indicators of the health and care of pregnant women and babies in Europe in 2015. .; 2018. Bron
- Roken tijdens de zwangerschap: percentages over de periode 2001-2015. Leiden: TNO; 2015. Bron
- Beter weten: een beter begin Samen sneller naar een betere zorg rond de zwangerschap. RIVM Briefrapport 2020-0140. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM); 2020. Bron
- Richtlijn Perinataal beleid bij extreme vroeggeboorte. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG); 2010. Bron
Trend in zuigelingensterfte
Trend in zuigelingensterfte 2000-2018
Perioden | Zuigelingensterfte, relatief |
---|---|
1980 | 8,6 |
1981 | 8,3 |
1982 | 8,3 |
1983 | 8,4 |
1984 | 8,3 |
1985 | 8,0 |
1986 | 7,7 |
1987 | 7,6 |
1988 | 6,8 |
1989 | 6,8 |
1990 | 7,1 |
1991 | 6,5 |
1992 | 6,3 |
1993 | 6,3 |
1994 | 5,7 |
1995 | 5,5 |
1996 | 5,7 |
1997 | 5,0 |
1998 | 5,2 |
1999 | 5,2 |
2000 | 5,1 |
2001 | 5,4 |
2002 | 5,0 |
2003 | 4,8 |
2004 | 4,4 |
2005 | 4,9 |
2006 | 4,4 |
2007 | 4,1 |
2008 | 3,8 |
2009 | 3,8 |
2010 | 3,8 |
2011 | 3,6 |
2012 | 3,7 |
2013 | 3,8 |
2014 | 3,6 |
2015 | 3,3 |
2016 | 3,5 |
2017 | 3,6 |
2018 | 3,5 |
Bron: CBS Doodsoorzakenstatistiek via CBS StatLine, 2020
Sterftedaling bij kinderen tot 1 jaar oud
De sterfte van kinderen in het eerste levensjaar daalde tussen 2000 en 2018. Daarbij daalde vooral het aantal kinderen dat stierf aan aangeboren afwijkingen en aan aandoeningen die voortkomen uit de perinatale periode. In dezelfde periode daalde ook de perinatale sterfte (voor, tijdens of in de eerst 28 dagen na de geboorte).
Snelle daling wiegendood sinds 1987
Een deel van de daling in zuigelingensterfte komt voor rekening van een snelle daling van het aantal gevallen van wiegendood sinds 1987 (NCJ, 2017). Na het bekend worden van de relatie van wiegendood met buikligging, krijgen alle ouders het advies om hun baby's op hun rug te leggen. Begin jaren negentig werden meer risicofactoren ontdekt en werd voorlichting ingevoerd over onder meer rookgedrag, afzien van het gebruik van een dekbedje en niet meer in het bed van de ouders slapen (1993) (de Jonge & Hoogenboezem, 2005). Dit leidde opnieuw tot minder overlijden door wiegendood (Munsters et al., 2013; Flinsenberg et al., 2008; de Jonge & Hoogenboezem, 2005). Begin 2013 zijn nieuwe adviezen toegevoegd over onder meer het gebruik van fopspenen en het vermijden van stabilisatiekussens (Munsters et al., 2013).
Meer informatie
- Definities
- Bronverantwoording
- Aangeboren afwijkingen van het hartvaatstelsel
- CBS StatLine: Achterliggende cijfers trend wiegendood
- Loket Gezond Leven: Interventies roken
- NCJ: Richtlijn preventie wiegendood
- NCJ: Landelijke Samenwerkings Afspraak preventie Wiegendood
- Veligheid.nl: Preventie van wiegendood
- Stichting Onderzoek en Preventie Zuigelingensterfte
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Bronnen
- zorggegevens.nl , Doodsoorzakenstatistiek.
Literatuur
- Daling cijfers wiegendood door adviezen over veilig slapen. NCJ; 2017. Bron
- Epidemiologie van 25 jaar wiegendood in Nederland; incidentie van wiegendood en prevalentie van risicofactoren in 1980-2004. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149(23):1273-8. Pubmed
- Aanvullende adviezen voor veilig slapen ter preventie van wiegendood. Ned Tijdschr Geneeskd. 2013;158(8):A5568. Bron
- Herziene richtlijn 'Preventie wiegendood'. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152(24):1370-5. Bron
Trend in moedersterfte
Moedersterfte stabiel
In de periode 1999-2012 overleden 266 vrouwen (9,3 per 100.000 levendgeborenen) tijdens de zwangerschap of binnen 42 dagen na beëindiging van de zwangerschap (Stichting PRN, 2013). In de periode 1993-2008 overleden 10,8 moeders per 100.000 levendgeborenen (de Graaf et al., 2012), in de periode 1993-2005 overleden 12,1 moeders per 100.000 en in de periode 1983-1992 overleden 9,7 moeders per 100.000 (Schutte et al., 2010). Het gaat hierbij om moedersterfte volgens de definitie van de Auditcommissie Maternale Sterfte van de NVOG. Vanwege de kleine aantallen zijn trends in de moedersterfte alleen over langere perioden waar te nemen (Schutte et al., 2005).
Risicofactoren voor moedersterfte nemen toe
Met uitzondering van een hoog kindertal is de prevalentie van risicofactoren voor moedersterfte (hogere leeftijd van de moeder, allochtone herkomst van de moeder, keizersneden, obesitas en een chronische aandoening zoals hart- en vaatziekten of diabetes) decennialang toegenomen (van der Pal-de Bruin et al., 2012; Rietberg et al., 2005; Schuitemaker et al., 1998). Ondanks deze toename blijft de moedersterfte stabiel. De sterfte aan de directe gevolgen van een zwangerschap is gedaald. De zogenoemde indirecte moedersterfte onder vrouwen met een onderliggende ziekte, zoals door hart- en vaatziekten, nam wel toe (Schutte et al., 2013; Schutte et al., 2010; Schutte et al., 2010).
Meer informatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Grote Lijnen 1999-2012. Utrecht: Stichting Perinatale registratie Nederland; 2013. Bron
- Regional differences in Dutch maternal mortality. BJOG. 2012;119(5):582-8. Pubmed | DOI
- Rise in maternal mortality in the Netherlands. BJOG. 2010;117(4):399-406. Bron | Pubmed
- Moedersterfte in Nederland: het topje van de ijsberg. NTOG. 2005;118(5):89-91. Bron
- Trends in determinanten van perinatale sterfte in Nederland. TSG. 2012;90(8):555-562. Bron | DOI
- The effect of the Term Breech Trial on medical intervention behaviour and neonatal outcome in The Netherlands: an analysis of 35,453 term breech infants. BJOG. 2005;112(2):205-9. Pubmed | DOI
- Confidential enquiry into maternal deaths in The Netherlands 1983-1992. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 1998;79(1):57-62. Pubmed
- Moedersterfte in Nederland: op de goede weg? Tijdschr Verloskundigen. 2013:30-33. Bron
- Indirect maternal mortality increases in the Netherlands. Acta Obstet Gynecol Scand. 2010;89(6):762-8. Pubmed | DOI