Literatuur
- Factsheet Overweight and obesity. Vol 2018.; 2018. Bron
Helft van de volwassenen is te zwaar
Minder overgewicht in Nederland vergeleken met EU
Integrale aanpak bij preventie van overgewicht
Overgewicht en obesitas (ernstig overgewicht) zijn abnormale of buitensporige opeenhopingen van vet die de gezondheid kunnen beïnvloeden (WHO, 2018). Er zijn verschillende methoden om te bepalen of iemand overgewicht heeft. De body mass index (BMI) is de meest gebruikte maat om (ernstig) overgewicht te definiëren. De BMI is gebaseerd op de verhouding tussen lengte en gewicht. Het gewicht van iemand (in kilogram) gedeeld door het kwadraat van zijn lengte (in meters) geeft de body mass index in kg/m2. De BMI is ingedeeld in de categorieën ondergewicht, gezond gewicht en overgewicht. Overgewicht is onderverdeeld in matig overgewicht en ernstig overgewicht (obesitas). Naast de body mass index, geven de buikomvang en de huidplooidikte ook een goede indicatie voor de hoeveelheid opgeslagen vet.
De BMI grenswaarden voor overgewicht bij volwassenen zijn vastgesteld door de International Obesity Task Force (Cole et al., 2000). Voor kinderen en jongeren zijn er aparte grenswaarden. Deze zijn gespecificeerd naar leeftijd en geslacht. De tabel met grenswaarden bij volwassen staat hieronder. De tabellen met grenswaarden voor kinderen en jongeren zijn opgenomen in het artikel van Cole et al., 2000.
Categorie |
Grenswaarden BMI (kg/m2) |
---|---|
Ondergewicht |
<18,5 |
Gezond gewicht |
18,5 - 25 |
Overgewicht |
≥25 |
Matig overgewicht |
25 - 30 |
Ernstig overgewicht (obesitas) |
≥30 |
Bron: WHO
Bron | Indicator in VZinfo | Gepresenteerde populatie VZinfo | Meer informatie |
---|---|---|---|
Leefstijlmonitor (LSM)/Gezondheidsenquête, voorheen POLS, gezondheid en welzijn | Overgewicht totaal, matig overgewicht, ernstig overgewicht (obesitas) | Nederlandse bevolking vanaf 4 jaar | LSM; Gezondheidsenquête; POLS, gezondheid en welzijn |
Gezondheidsmonitor Volwassenen GGD-en, CBS en RIVM | Overgewicht totaal, ernstig overgewicht (obesitas) | Nederlandse bevolking vanaf 19 jaar | Gezondheidsmonitor GGD'en, CBS en RIVM; Gezondheidsmonitor volwassenen GGD’en, CBS en RIVM, 2012 |
Jeugd in Beeld van Nederlands Centrum Jeugdgezondheid | Percentage kinderen met overgewicht | Nederlandse bevolking rond de 2 jaar | Jeugd in Beeld, Monitor Kansrijke Start 2019 |
Eurostat | Overgewicht totaal, matig overgewicht, ernstig overgewicht (obesitas) | Europese bevolking vanaf 15 jaar | Eurostat |
Health Behaviour in School/Aged Children (HBSC) Study | Overgewicht | Europese scholieren van 15 jaar | HBSC Internationaal, Inchley et al., 2016 |
De Gezondheidsmonitor (doelgroep Volwassenen en Ouderen) is voor het eerst uitgevoerd in 2012. De Gezondheidsmonitor Volwassenen 2012 en de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016 bevatten informatie over de gezondheid, sociale situatie en leefstijl van de Nederlandse bevolking van negentien jaar en ouder. De Gezondheidsmonitor Volwassenen 2012 en de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016 zijn uitgevoerd door de GGD’en, CBS en RIVM. In 2012 en 2016 deden respectievelijk ruim 387.000 personen en 457.000 personen mee aan het grootschalige vragenlijstonderzoek. De Gezondheidsmonitor Jeugd 2015 bevat informatie over de gezondheid, sociale situatie en leefstijl van leerlingen in klas 2 en klas 4 van het voortgezet onderwijs. De Gezondheidsmonitor Jeugd is uitgevoerd door de GGD’en en RIVM. In totaal hebben bijna 97.000 leerlingen en 377 scholen deelgenomen aan deze monitor.
Meer informatie over de Gezondheidsmonitors vind u hier. Bij het digitale loket Gezondheidsmonitors kunt u data of cijfers aanvragen uit de Gezondheidsmonitors voor onderzoek en beleid op zowel lokaal als landelijk niveau. Momenteel zijn de data en cijfers beschikbaar uit de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2012, Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016 en uit de Gezondheidsmonitor Jeugd 2015. Heeft u vragen of wilt u graag meer informatie over de aanvraag van cijfers of data uit de Gezondheidsmonitors? Stuur dan een e-mail.
Verschillende GGD’en hebben voor de Gezondheidsmonitor 2016 de steekproef opgehoogd om voldoende respondenten te hebben om cijfers op wijkniveau te kunnen presenteren. Omdat deze cijfers op een andere manier zijn berekend, kunnen ze afwijken van de cijfers die hier worden gepresenteerd. Niet alleen het onderliggende model is anders, ook het aantal achtergrondkenmerken dat wordt gebruikt verschilt; bij de RIVM schattingen wordt meer informatie over de bevolking gebruikt. Over het algemeen leiden de RIVM schattingen tot kleinere verschillen tussen gebieden dan de cijfers die verkregen zijn door middel van weegmethoden.
Hieronder vindt u een lijstje van GGD'en met eigen wijkcijfers:
Aanleiding
Vanwege de decentralisaties in het sociaal domein is steeds meer informatie nodig over gezondheid gerelateerde indicatoren op kleinere geografische niveaus. Daarom heeft het RIVM een model ontwikkeld om cijfers te kunnen berekenen op wijk- en buurtniveau op basis van de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen van GGD’en, CBS en RIVM. Ondanks dat de Gezondheidsmonitor een enorm databestand is, bevat het onvoldoende respondenten om met behulp van weegmethoden cijfers te berekenen voor alle wijken en buurten in Nederland. In 2012 zijn de eerste wijk- en buurtcijfers gepresenteerd. Op basis van de Gezondheidsmonitor 2016 zijn nieuwe cijfers berekend.
Methode
In het kader van de Gezondheidsmonitor zijn via vragenlijsten gegevens over gezondheid en leefstijl verzameld over volwassenen van 19 jaar en ouder. De ruim 457.000 deelnemers aan de Gezondheidsmonitor zijn anoniem in een beveiligde omgeving gekoppeld aan registratiebestanden van het CBS. Deze bestanden bevatten informatie over een reeks achtergrondkenmerken, zoals leeftijd, geslacht, herkomst, huishoudsamenstelling, opleidingsniveau, inkomen en woningtype. Er is een statistisch model gebruikt om de gezondheid en leefstijl te relateren aan deze achtergrondkenmerken. Ook wordt informatie uit de naastgelegen gebieden meegenomen. Door middel van deze relatie is het daarna mogelijk om voor alle volwassenen hun verwachte gezondheid en leefstijl te berekenen. De uitkomsten worden vervolgens gemiddeld over de betreffende wijk of buurt.
Schattingen
De cijfers op wijk- en buurtniveau moeten met voorzichtigheid worden gebruikt. Met het model wordt de werkelijkheid zo goed mogelijk benaderd, maar de cijfers blijven schattingen van de werkelijkheid. Daarom worden de uitkomsten ook als hele cijfers (dus zonder decimalen) gepresenteerd.
De cijfers uit de Gezondheidsmonitor die zijn verkregen met behulp van weegmethoden zijn echter ook een benadering van de werkelijkheid. De weging is nodig vanwege o.a. selectieve non-respons. Net zoals bij de berekeningen van de wijk- en buurtcijfers zijn de weegfactoren van het CBS ook gebaseerd op achtergrondkenmerken van de respondenten.
Verschil tussen cijfers
Verschillende GGD’en hebben voor de Gezondheidsmonitor 2016 de steekproef opgehoogd om voldoende respondenten te hebben om cijfers op wijkniveau te kunnen presenteren. Omdat deze cijfers op een andere manier zijn berekend, kunnen ze afwijken van de cijfers die hier worden gepresenteerd. Niet alleen het onderliggende model is anders, ook het aantal achtergrondkenmerken dat wordt gebruikt verschilt; bij de RIVM schattingen wordt meer informatie over de bevolking gebruikt. Over het algemeen leiden de RIVM schattingen tot kleinere verschillen tussen gebieden dan de cijfers die verkregen zijn door middel van weegmethoden.
Let op: de gepresenteerde gemeentecijfers zijn berekend via de weegmethode van het CBS. De gepresenteerde wijk- en buurtcijfers zijn daardoor niet direct vergelijkbaar met deze gemeentecijfers.
Grote aantallen nodig
Voor het doen van dit soort schattingen zijn grote aantallen respondenten nodig. Het is dus niet zo dat het ontwikkelde model de Gezondheidsmonitors kan vervangen. Hoe meer respondenten er zijn, hoe minder er geschat hoeft te worden en hoe beter de cijfers zijn.
Samenwerking
De cijfers zijn berekend in het kader van het Strategisch Programma RIVM (SPR), een programma voor onderzoek, innovatie en kennisontwikkeling. Een werkgroep van epidemiologen van GGD’en en GGD GHOR NL is er bij betrokken.
Meer weten?
Een uitgebreide toelichting op de gebruikte methode is beschreven in een artikel (van de Kassteele et al., 2017). Voor de cijfers van 2016 zijn enkele aanpassingen gedaan aan het model.
Voor vragen kunt u contact opnemen met carolien.van.den.brink@rivm.nl.
Soms worden de gegevens over lichaamsgewicht en -lengte gemeten. Maar meestal zijn gegevens verzameld met behulp van vragenlijsten, waarin mensen zelf hun gewicht en lengte aangeven (zogenoemde zelfgerapporteerde gegevens). Gemeten gegevens zijn vaak betrouwbaarder dan zelfgerapporteerde gegevens. Als mensen zelf hun gewicht en lengte rapporteren, zijn zij geneigd om hun gewicht te onderschatten en hun lengte te overschatten. De cijfers kunnen daardoor een te gunstig beeld geven als het gaat over het aantal mensen met overgewicht (Viet et al., 2003; Connor Gorber S et al., 2007).
De omvang en de leeftijdsverdeling van de bevolking verschillen per regio en land. Daarnaast treden in de loop van de tijd veranderingen op in de omvang en leeftijdsverdeling. Om ziekte- en sterftecijfers van verschillende regio’s en landen, of van opeenvolgende jaren met elkaar te kunnen vergelijken, wordt hier rekening mee gehouden. Daarbij worden de cijfers gecorrigeerd voor deze verschillen of veranderingen in de bevolking. Hierbij wordt uitgegaan van de omvang en de leeftijdsverdeling van een gekozen standaardpopulatie. Dit wordt standaardisatie genoemd.
Vooral bij de weergave van trends in de tijd zijn de trendcijfers vaak geïndexeerd. Een geïndexeerde trend laat ontwikkelingen in de tijd zien ten opzichte van een gekozen basisjaar. Dit gebeurt door de cijfers van alle jaren weer te geven als percentage van het cijfer in een gekozen basisjaar. Het cijfer in het basisjaar is gelijk gesteld aan 100(%). Indexatie maakt zichtbaar hoe groot de percentuele toe- of afname is ten opzichte van dat basisjaar. Door als basisjaar het eerste jaar in de grafiek te kiezen, kun je snel zien wat de verandering over de hele weergegeven periode is en ook of er grote verschillen zijn voor de onderscheiden groepen (mannen en vrouwen bijvoorbeeld).
Indexatie kan ook gebruikt worden voor het weergeven van regionale verschillen. Hierbij wordt het landelijke cijfer bijvoorbeeld gelijk gesteld aan 100(%). Een regionaal cijfer boven of onder de 100 duidt erop dat het respectievelijk hoger of lager is dan het landelijke cijfer. Voorafgaand aan indexatie worden de cijfers vaak gecorrigeerd voor verschillen in samenstelling van de populaties.
Toetsing van de trend heeft plaatsgevonden op ongestandaardiseerde data door middel van een logistische regressie, waarbij is gecorrigeerd is voor leeftijd en geslacht. Daarbij wordt getoetst of er een statistisch significante toe- of afname is met een significantieniveau (p-waarde) van 0,05. Vaak is onderscheid gemaakt naar trends in verschillende subpopulaties: mannen, vrouwen en leeftijdsgroepen. Daarnaast is getoetst of de trend voor mannen en vrouwen statistisch significant verschilt.
De kans op het vinden van een toevallige significante uitkomst neemt toe met het aantal uitgevoerde toetsen. Om hiervoor te corrigeren is een Benjamini‐Hochberg‐correctie op de p‐waardes uitgevoerd.