Huidige situatie luchtverontreiniging
Normen voor concentraties fijn stof en ozon niet overschreden
In 2017 zijn de Europese grenswaarden voor fijn stof (PM10) op geen enkele meetlocatie overschreden. Volgens modelberekeningen komen echter lokaal nog wel overschrijdingen voor. Ook de ozonconcentraties (O3) liggen onder de streefwaarde voor de bescherming van de volksgezondheid, maar de langetermijndoelstelling (op geen enkele dag een overschrijding van de hoogste 8-uursgemiddelde ozonconcentratie) wordt nog niet gehaald. De grenswaarde (40 µg/m3) voor de jaargemiddelde concentratie van stikstofdioxide (NO2) is in 2017 op een aantal meetlocaties langs drukke verkeerwegen overschreden. Uurgemiddelde piekconcentraties van stikstofdioxide boven 200 µg/m3 komen nergens nog voor, behalve in Den Haag aan de Amsterdamse Veerkade (minder dan de toegestane 18 keer per jaar).
Luchtkwaliteit bepaald met metingen en modelberekeningen
De gegevens over luchtkwaliteit in de tabel zijn gebaseerd op metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML), GGD Amsterdam en de DCMR Milieudienst Rijnmond (samen luchtmeetnet.nl). Naast metingen kunnen modelberekeningen aanvullende informatie over de luchtkwaliteit geven. In 2017 werd de afgeleide jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 lokaal overschreden langs 0,5 kilometer weg of straat (per rijrichting) (Rutledge-Jonker et al., 2018). Deze overschrijdingen vinden plaats in de regio IJmond, waar de achtergrondconcentratie hoog is ten gevolge van industriële emissies.
Meer informatie
Norm | Grenswaarde | Voldoet Nederland hier aan? | Bron en meer informatie |
---|---|---|---|
Stikstofdioxide (NO2): Jaargemiddelde | 40 µg/m3 |
In overgrote deel van Nederland in 2017 geen overschrijding van de grenswaarde van 40 µg/m3. Op 5 van de 19 meetlocaties langs drukke verkeerswegen werd deze grenswaarde overschreden. In totaal overschrijding langs 7,2 kilometer weg in 2016. |
Compendium voor de Leefomgeving: Stikstofdioxide in lucht |
Stikstofdioxide (NO2): Uurgemiddelde; overschrijding is toegestaan op niet meer dan 18 keer per jaar | 200 µg/m3 | Deze grenswaarde werd alleen in Den Haag aan de Amsterdamse Veerkade overschreden (minder dan de toegestane 18 keer per jaar). | Compendium voor de Leefomgeving: Stikstofdioxide in lucht |
Fijn stof (PM10): Jaargemiddelde | 40 µg/m3 | Geen overschrijding op meetlocaties in 2017. | Compendium voor de Leefomgeving: Fijn stof (PM10) in lucht |
Fijn stof (PM10): Daggemiddelde; overschrijding is toegestaan op niet meer dan 35 dagen per jaar | 50 µg/m3 | Overschrijding op minder dan de toegestane 35 dagen in 2017. | Compendium voor de Leefomgeving: Fijn stof (PM10) in lucht |
Fijnere fractie van fijn stof (PM2,5): Jaargemiddelde | 25 µg/m3 | Geen overschrijding in 2015. | Compendium voor de Leefomgeving: Concentraties van de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) |
Fijnere fractie van fijn stof (PM2,5): Jaargemiddelde; gemiddelde op basis van metingen op stedelijke achtergrondlocaties, de zogeheten blootstellingsconcentratie | 20 µg/m3 | Geen overschrijding in 2015. | Compendium voor de Leefomgeving: Concentraties van de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) |
Ozon (O3): Hoogste voortschrijdend 8-uursgemiddelde per dag; overschrijding is toegestaan op niet meer dan 25 dagen per jaar; gemiddeld over drie jaar | 120 µg/m3 (streefwaarde) | Het driejarig gemiddelde over de jaren 2010 t/m 2012 lag in geheel Nederland onder de 25 dagen. | Compendium voor de Leefomgeving: Ozon in lucht en volksgezondheid, 1990-2012 |
Ozon (O3): Hoogste voortschrijdend 8-uursgemiddelde per dag; overschrijding is niet toegestaan; per kalenderjaar (langetermijndoelstelling) |
120 µg/m3 (streefwaarde) |
Deze langtermijndoelstelling werd in de jaren 2010 t/m 2012 overschreden. | Compendium voor de Leefomgeving: Ozon in lucht en volksgezondheid, 1990-2012 |
Bron: Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) van het RIVM, GGD Amsterdam en de DCMR Milieudienst Rijnmond (samen luchtmeetnet.nl)
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Monitoringsrapportage NSL 2018: Stand van zaken Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Rapport 2018-0108. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM); 2018. Bron
Trend in ozon
Trend in aantal dagen met een hoogste 8-uursgemiddelde ozonconcentratie boven 120 µg/m<sup>3</sup>
Jaar | Dagen |
---|---|
1990 | 37 |
1991 | 37 |
1992 | 34 |
1993 | 26 |
1994 | 26 |
1995 | 26 |
1996 | 26 |
1997 | 22 |
1998 | 15 |
1999 | 15 |
2000 | 13 |
2001 | 14 |
2002 | 12 |
2003 | 16 |
2004 | 17 |
2005 | 17 |
2006 | 17 |
2007 | 15 |
2008 | 15 |
2009 | 8 |
2010 | 9 |
2011 | 10 |
2012 | 10 |
Aantal dagen zijn berekend als 3 jaars voortschrijdende gemiddelden
Ozonconcentraties nemen niet langer af
Sinds het begin van deze eeuw daalt het aantal dagen met een hoogste 8-uursgemiddelde ozonconcentratie boven de 120 µg/m3 niet langer. Op locaties met veel verkeer en/of in steden stijgen de jaargemiddelde concentraties licht. In de eerste helft van de jaren negentig van de vorige eeuw daalde het aantal dagen met een hoogste 8-uursgemiddelde ozonconcentratie boven de 120 µg/m3 nog, waarschijnlijk door een aanzienlijke reductie van de uitstoot van ozonvormende stoffen in Europa (CBS et al., 2013).
Meer informatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Ozon in lucht en volksgezondheid, 1990-2012 (indicator 0238, versie 14, 29 oktober 2013). Den Haag, Den Haag/Bilthoven, Wageningen: CBS, Planbureau voor de Leefomgeving, Wageningen UR; 2013. Bron
Trend in fijn stof
Trend in jaargemiddelde fijn stof-concentraties (PM10) 1992-2017
Jaar | Regionale stations | Stadsstations | Straatstations |
---|---|---|---|
1992 | 39,5 | 42,7 | |
1993 | 37,8 | 37,8 | 38,1 |
1994 | 35,7 | 37,4 | 37,0 |
1995 | 35,4 | 38,4 | 40,0 |
1996 | 39,0 | 43,1 | 45,4 |
1997 | 36,3 | 37,9 | 40,9 |
1998 | 31,9 | 38,8 | 34,7 |
1999 | 29,6 | 31,9 | 33,9 |
2000 | 28,9 | 29,3 | 32,5 |
2001 | 28,2 | 29,6 | 31,9 |
2002 | 29,0 | 30,7 | 32,2 |
2003 | 32,2 | 32,3 | 35,4 |
2004 | 26,8 | 29,0 | 32,9 |
2005 | 25,5 | 28,4 | 32,4 |
2006 | 27,3 | 30,6 | 32,5 |
2007 | 25,3 | 29,2 | 29,9 |
2008 | 22,0 | 27,2 | 28,6 |
2009 | 23,4 | 23,4 | 28,0 |
2010 | 24,1 | 25,6 | 27,5 |
2011 | 25,0 | 26,3 | 28,5 |
2012 | 20,9 | 21,6 | 23,6 |
2013 | 19,9 | 21,2 | 22,7 |
2014 | 19,7 | 21,3 | 21,5 |
2015 | 17,6 | 18,7 | 19,8 |
2016 | 16,8 | 19,4 | 19,7 |
2017 | 17,0 | 19,7 | 20,2 |
Bron: Luchtmeetnet.nl
- Van 1992 tot 1999 zijn de waarden voor stedelijke en straatstations gebaseerd op een beperkt aantal meetstations.
Fijn stof-concentraties dalen
De laatste twintig jaar zijn de jaargemiddelde fijn stof (PM10)-concentraties gedaald van ongeveer 40 µg/m3 in 1993 naar ongeveer 20 µg/m3 in 2017 (CBS et al., 2019). In de periode 2008-2015 zijn de PM10-concentraties statistisch significant gedaald met gemiddeld 0,9 µg/m3 per jaar. Wel treden er van jaar tot jaar forse verschillen op. Hierbij spelen weersomstandigheden een rol (Hoogerbrugge et al., 2016). Na 1998 hebben de jaargemiddelde PM10-concentraties op geen enkele meetlocatie de grenswaarde van 40 µg/m3 overschreden. Wel is in deze periode voor enkele meetstations het aantal dagen waarop de PM10-concentratie boven de 50 µg/m3 komt, boven de grenswaarde van 35 dagen per jaar uitgekomen. Sinds 2010 zijn de regionale en stedelijke meetlocaties wel onder deze grenswaarde gebleven. Op enkele meetlocaties op plekken met veel wegverkeer (straatstations) werd deze norm voor het laatst in 2011 overschreden (CBS et al., 2019). In de PM2,5-concentraties (niet in de figuur) is vanaf 2009 een vrijwel gelijke daling waarneembaar als bij PM10-concentraties. Het is dan ook de daling in deze fijnere fractie fijn stof die de daling in de PM10-concentratie domineert (CBS et al., 2017; Hoogerbrugge et al., 2016).
Daling uitstoot door maatregelen verkeer en energie
Maatregelen bij verkeer, industrie en de energiesector hebben voor een daling in fijn stof uitstoot gezorgd, evenals strengere eisen aan motorvoertuigen. Maar een toename van het aantal gereden kilometers, zwaardere voertuigen, hogere snelheden en een hogere belading hebben de daling deels teniet gedaan (Hoogerbrugge et al., 2010; Matthijsen & Koelemeijer, 2010).
Meer informatie
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2017 (indicator 0243, versie 16, 8 augustus 2019). Den Haag, Den Haag, Bilthoven, Wageningen: CBS, PBL, RIVM, WUR; 2019. Bron
- Trends in PM10- en NO2-concentraties. Tijdschrift Lucht. 2016;3(juni 2016):13-16. GoogleScholar
- Fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) in lucht, 2009-2015 (indicator 0532, versie 07, 17 januari 2017). Den Haag, Den Haag/Bilthoven, Wageningen: CBS, Planbureau voor de Leefomgeving, Wageningen UR; 2017. Bron
- Trends in fijn stof. Rapport 500099014. Bilthoven/Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving; 2010. Bron
- Beleidsgericht onderzoeksprogramma fijn stof. Resultaten op hoofdlijnen en beleidsconsequenties. Rapport 500099013. Bilthoven/Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving; 2010. Bron
Trend in stikstofdioxide
Trend in jaargemiddelde stikstofdioxideconcentraties, 1992-2017
Regionale achtergrond | Stedelijke achtergrond | Verkeersbelast | |
---|---|---|---|
1992 | 25 | 44 | 49 |
1993 | 25 | 43 | 48 |
1994 | 24 | 43 | 48 |
1995 | 23 | 42 | 48 |
1996 | 25 | 42 | 49 |
1997 | 25 | 43 | 50 |
1998 | 22 | 40 | 46 |
1999 | 21 | 40 | 46 |
2000 | 20 | 39 | 42 |
2001 | 19 | 38 | 44 |
2002 | 19 | 37 | 42 |
2003 | 21 | 39 | 49 |
2004 | 19 | 36 | 48 |
2005 | 18 | 36 | 46 |
2006 | 18 | 35 | 45 |
2007 | 17 | 33 | 45 |
2008 | 18 | 34 | 46 |
2009 | 18 | 34 | 43 |
2010 | 18 | 34 | 43 |
2011 | 16 | 32 | 42 |
2012 | 16 | 31 | 41 |
2013 | 16 | 29 | 38 |
2014 | 15 | 28 | 37 |
2015 | 14 | 27 | 37 |
2016 | 15 | 28 | 35 |
2017 | 14 | 28 | 35 |
Bron: Luchtmeetnet.nl
- Van 1992 tot 1999 zijn de waarden voor stedelijke en verkeersbelaste stations gebaseerd op een beperkt aantal meetstations.
Stikstofdioxide-concentraties dalen
De laatste decennia dalen de jaargemiddelde stikstofdioxide (NO2)-concentraties (CBS et al., 2018). In de periode 1993-2017 daalden NO2-concentraties op regionale achtergrondstations van 25 naar 15 µg/m³. Op stedelijke achtergrond- en verkeersbelaste stations daalden NO2-concentraties in de periode 2004-2017 significant met (gemiddeld) 0,9 en 1,0 µg/m³ per jaar.
Daling door maatregelen verkeer, industrie en energie
Maatregelen bij verkeer, industrie en de energiesector zorgden in de afgelopen jaren voor een daling in de NO2-concentraties. De laatste jaren is deze daling echter minder sterk en daar zijn meerdere redenen voor. Zo stijgt het aandeel stikstofdioxide in de uitlaatgassen door de gecombineerde toepassing van fijnstoffilters, oxidatiekatalysatoren en andere maatregelen. Verder is door strengere eisen aan motorvoertuigen de uitstoot weliswaar verminderd maar door een toename van het aantal gereden kilometers is het netto effect op de totale emissies kleiner (CBS et al., 2018).
Meer informatie
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Stikstofdioxide in lucht, 1990-2017 (indicator 0231, versie 15 , 17 oktober 2018 ).; 2018. Bron
Inleiding gezondheidseffecten luchtverontreiniging
Onderscheid in effecten door kortdurende en door langdurige blootstelling
Bij de effecten van luchtverontreiniging maken we onderscheid tussen effecten van fijn stof, ozon en stikstofdioxide en tussen effecten van kortdurende verhoogde blootstelling (gedurende enkele dagen tot weken) en de effecten van langdurige blootstelling (gedurende meerdere jaren). Twee rapporten van de Wereldgezondheidsorganisatie geven een uitgebreider overzicht van de gezondheidseffecten van luchtverontreiniging (WHO Europe, 2013; Héroux et al., 2015).
Bronnen en literatuur
Literatuur
Gezondheidseffecten van ozon
Sterfte en ziekenhuisopnamen door kortdurende blootstelling aan ozon in Nederland
Ziektelast door ozon | Aandeel in de totale ziektelast | |
---|---|---|
Vroegtijdige sterfte in 2013 | ||
Alle oorzaken | 2.200 | 2% |
Ziekten van de ademhalingswegen |
200 |
2% |
1.100 | 3% | |
Spoedopnamen in 2012 | ||
Ziekten van de ademhalingswegen | 2.100 | 2% |
Hart- en vaatziekten | 9.700 | 3% |
- Uitgaande van 8-uursgemiddelde ozonconcentraties (van 12 tot 20 uur) van 58 ug/m3.
- Alle oorzaken zijn exclusief sterfgevallen met niet-natuurlijke doodsoorzaken.
- Ziekenhuisgegevens voor 2013 waren nog niet beschikbaar.
- De schattingen verschillen van die op het Compendium voor de Leefomgeving (CBS et al., 2015) omdat de berekeningen voor Volksgezondheidenzorg.info zijn gebaseerd op de relatieve risicocijfers uit de HRAPIE-studie van de WHO (WHO Europe, 2013).
- Bij de berekeningen is er van uit gegaan dat er geen drempelwaarde bestaat waaronder geen effecten meer zullen optreden. Dit wijkt af van de HRAPIE-aanbeveling om dagen met een maximale 8-uursgemiddelde ozonconcentratie van minder dan 20 ug/m3 niet in de berekeningen te betrekken.
In 2013 overleden 2.200 mensen vroegtijdig door kortdurende blootstelling aan ozon
In 2013 veroorzaakte de kortdurende blootstelling aan ozon 2.200 vroegtijdige sterfgevallen, waarvan 200 aan ziekten van de ademhalingswegen en 1.100 aan hart- en vaatziekten. Bij vroegtijdige sterfte gaat het om een vermoede levensduurverkorting van enkele dagen tot weken. Daarnaast was in 2012 ongeveer 2% van de spoedopnamen voor ziekten aan de ademhalingswegen en 3% voor hart- en vaatziekten in Nederland het gevolg van kortdurende blootstelling aan ozon (Bron: Berekening gezondheidseffecten ozon). Sinds begin jaren 90 is de voortijdige sterfte door kortdurende blootstelling aan ozon licht toegenomen. Dit weerspiegelt de stabilisering van de ozonniveaus in de buitenlucht (CBS et al., 2015). De meest typische klachten van acute blootstelling aan ozon tijdens perioden van zomersmog zijn toename van luchtwegklachten, verergering van astma, meer medicijngebruik, longfunctiedaling en ontstekingsreacties. Er is nog onvoldoende informatie beschikbaar voor een kwantitatieve schatting van de gezondheidseffecten van langdurige blootstelling aan ozon (van Pul et al., 2011).
Werkingsmechanisme ozon
Inademing van ozon kan leiden tot (ontstekings)schade aan weefsel van luchtwegen en longen, en veranderingen in longfuncties (van Pul et al., 2011).
Meer informatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Gezondheidseffecten van fijn stof en ozon, 1992 - 2013 (indicator 0340, versie 11, 13 mei 2015). Den Haag, Den Haag/Bilthoven, Wageningen : CBS, Planbureau voor de Leefomgeving, Wageningen UR; 2015. Bron
- Dossier ozon 2011: Een overzicht van de huidige stand van kennis over ozon op leefniveau in Nederland. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM); 2011. Bron
- Health risks of air pollution in Europe – HRAPIE project Recommendations for concentration–response functions for cost–benefit analysis of particulate matter, ozone and nitrogen dioxide. Copenhagen: WHO Regional Office for Europe; 2013. Bron
Gezondheidseffecten van fijn stof
Nederlanders leven 9 maanden korter door fijn stof
Fijn stof veroorzaakte in 2013 een verkorting van de gemiddelde levensverwachting van ongeveer 9 maanden (Fischer et al., 2015). Toch wordt vrijwel overal in Nederland aan de normen voor fijn stof voldaan. Gezondheidseffecten treden echter ook op bij fijn stofconcentraties onder de huidige grenswaarden. Dit komt doordat er voor fijn stof geen concentratie is waar beneden fijn stof geen gezondheidseffecten heeft (WHO Europe, 2013). Gezondheidseffecten van fijn stof kunnen zowel optreden door kortdurende blootstelling als door langdurende blootstelling. In 2013 overleden 1.200 mensen aan longkanker door langdurende blootstelling aan fijn stof. Kortdurende blootstelling aan fijn stof leidt tot meer ziekenhuisopnamen: In 2013 ongeveer 2.500 extra spoedopnamen door hart- en vaatziekten en 2.100 door ziekten aan de ademhalingswegen (Maas et al., 2015).
Toename levensverwachting met 3 maanden bij 33% daling in fijn stof-concentraties
Het Europese klimaat- en luchtbeleid kan naar schatting leiden tot een daling van de PM2,5-concentratie met circa 5 µg/m3 tussen 2013 en 2030 (Maas et al., 2015). Dat is een daling van 33%. Lagere PM2,5-blootstelling betekent doorgaans ook een lagere blootstelling aan PM10, roet en andere onderdelen van fijn stof. De daling van 33% zal waarschijnlijk leiden tot een navenante vermindering van de gezondheidseffecten. Zo zal de levensverwachting in dezelfde periode met 3 maanden toenemen door de daling van de fijn stof-concentraties (Maas et al., 2015).
Vooral verbrandingsaerosol heeft negatief gezondheidseffect
De schadelijke gezondheidsgevolgen van fijn stof zijn vermoedelijk afhankelijk van de chemische samenstelling en grootte van de fijn stofdeeltjes. De grovere PM10-deeltjes zijn waarschijnlijk minder schadelijk (maar vermoedelijk niet onschadelijk) dan PM2,5 omdat ze in de bovenste luchtwegen worden tegengehouden. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat de kleine (zwarte) roetdeeltjes schadelijker zijn voor de gezondheid dan de grovere deeltjes van het fijn stof (PM10 met een diameter tussen 2,5 en 10 µm) of stikstofdioxide (NO2) (WHO Europe, 2005; Janssen et al., 2011). Dit zogeheten verbrandingsaerosol bestaat hoofdzakelijk uit deeltjes die nog veel kleiner zijn dan PM2,5. Omdat er nog geen definitieve en kwantitatieve gegevens zijn over de mogelijke verschillen in schadelijkheid tussen bestanddelen van fijn stof (WHO Europe, 2006) adviseert de Wereldgezondheidsorganisatie vooralsnog om de omvang van de gezondheidseffecten in de bevolking te berekenen alsof in het heterogene fijn stofmengsel van zowel PM10 als PM2,5 elke component gezondheidskundig even belangrijk is (WHO Europe, 2005). Dit is dan ook als uitgangspunt bij de risicoschatting genomen (Maas et al., 2015).
Werkingsmechanisme fijn stof
Fijn stof kan via inademing terecht komen in neus, de bovenste en onderste luchtwegen en in de longen. Daar kan het ontstekingsreacties en weefselschade veroorzaken en kan de zuurstofopname worden bemoeilijkt. De ontstekingsreacties kunnen ook schadelijk zijn voor de hartfunctie en dus ook voor hartpatiënten. Fijn stof heeft ook neurologische effecten die bijvoorbeeld de hart(spier)functie negatief kunnen beïnvloeden (RIVM, 2013).
Gezondheidsindicator | Duur blootstelling | Ziektelast door fijn stof | Aandeel in de totale ziektelast |
---|---|---|---|
Levensduurverkorting bij langjarige blootstelling | langdurend | 9 maanden per persoon gemiddeld | Ca. 1% |
Postneonatale sterfte (1-12 maanden) | langdurend | 13 sterfgevallen per jaar | 8% |
Bronchitisklachten onder kinderen (6-12 jaar) met luchtwegaandoeningen | langdurend | 12.400 | 15% van kinderen met klachten; 1% van alle kinderen |
Jaarlijks aantal nieuwe gevallen van chronische bronchitis bij volwassenen | langdurend | 6.900 | 21% van alle bronchitispatiënten; |
Aantal vroegtijdige doden tijdens smogepisoden | kortdurend | 2.300 | 2% van totale sterfte |
Ziekenhuisspoedopnamen voor hart- en vaatziekten | kortdurend | 2.500 | 1% van alle klinische opnamen |
Ziekenhuisspoedopnamen voor ziekten aan de ademhalingswegen | kortdurend | 2.100 | 2% van alle klinische opnamen |
Werkverzuim (dagen) | langdurend | 4.500.000 | 6% van het totale aantal verzuimdagen |
Aantal dagen met klachten bij kinderen met astma | kortdurend | 500.000 | 6% van het totale aantal astmaklachten onder astmatische kinderen |
Dagen met beperkte lichamelijke activiteit (inclusief werkverzuim, ziekenhuisspoedopnamen, dagen met klachten) | langdurend | 20.000.000 | 6% van het totale jaarlijkse aantal dagen met beperkte activiteit (gemiddeld 1 dag per jaar door luchtverontreiniging) |
Laag geboortegewicht (<2500 g) | langdurend | 4.300 | 37% van alle lage geboortegewichten (3% van alle geboortes) |
Sterfte aan longkanker | langdurend | 1.200 | 11% van alle longkankersterfte |
Bron: Maas et al., 2015; Maas et al., 2015
- Het aantal vroegtijdig sterfgevallen en spoedopnamen valt iets lager uit dan in Maas et al., 2015 en Maas et al., 2015 doordat voor Volksgezondheidenzorg.info de berekeningen zijn herhaald met gebruik van de meest recente sterfte- en ziekenhuisopnamecijfers (2012 i.p.v. 2011 in Maas et al., 2015).
- De getallen kennen een onzekerheidsmarge: voor de schatting van de levensduurverkorting is deze ca. 30%; voor de andere effectmaten is deze groter.
- De verschillende gezondheidseffecten van blootstelling aan fijn stof in Nederland zijn berekend voor een gemiddelde PM2,5-concentratie van 14 µg/m3 in 2013.
- Bij deze berekeningen is ervan uitgegaan dat alle fijnstofonderdelen even schadelijk zijn, dat het fijnstofmengsel (PM2,5) als indicator kan worden gebruikt voor alle gezondheidseffecten van fijn stof en dat PM2,5 al vanaf 0 µg/m3 effecten veroorzaakt (Maas et al., 2015).
- De berekeningen zijn gebaseerd op de relatieve risicocijfers uit de WHO-studies REVIHAAP en HRAPIE (WHO Europe, 2013; WHO Europe, 2013), de EU-studie ESCAPE (Pedersen et al., 2013) en een reviewartikel over longkanker en fijn stof (Hamra et al., 2014).
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Air Pollution and Mortality in Seven Million Adults: The Dutch Environmental Longitudinal Study (DUELS). Environ Health Perspect. 2015;123(7):697-704. Pubmed | DOI
- Review of evidence on health aspects of air pollution – REVIHAAP Project. Technical Report. Bonn: WHO Regional Office for Europe; 2013. Bron
- Luchtkwaliteit en gezondheidswinst. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM); 2015. Bron
- Gezondheidswinst door betere luchtkwaliteit. Is schonere lucht in Nederland mogelijk? Tijdschrift Lucht. 2015;(4):8-11. DOI
- Health effects of transport-related air pollution. Copenhagen: WHO Regional office for Europe ; 2005. Bron
- Black Carbon as an Additional Indicator of the Adverse Health Effects of Airborne Particles Compared with PM10 and PM2.5. Environ Health Perspect. 2011;119(12):1691-1699. Bron | DOI
- Health risks of particulate matter from long-range transboundary air pollution. Copenhagen: WHO Regional Office for Europe; 2006. Bron
- Air quality guidelines; Global update 2005. Copenhagen: WHO Regional Office for Europe; 2005. Bron
- RIVM-Dossier ‘Fijn stof ’, hoofdstuk 4 Effecten. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM); 2013. Bron
- Health risks of air pollution in Europe – HRAPIE project Recommendations for concentration–response functions for cost–benefit analysis of particulate matter, ozone and nitrogen dioxide. Copenhagen: WHO Regional Office for Europe; 2013. Bron
- Ambient air pollution and low birthweight: a European cohort study (ESCAPE). Lancet Respir Med. 2013;1(9):695-704. Pubmed | DOI
- Outdoor particulate matter exposure and lung cancer: a systematic review and meta-analysis. Environ Health Perspect. 2014;122(9):906-11. Bron | Pubmed
Gezondheidseffecten van stikstofdioxide
Nederlanders leven gemiddeld 4 maanden korter door stikstofdioxide
De effecten van verkeer op de gezondheid zijn gerelateerd aan de niveaus van stikstofdioxide (NO2) in de buitenlucht. Hoewel vrijwel overal in Nederland aan de normen voor stikstof wordt voldaan, veroorzaakt stikstofdioxide bij de huidige luchtverontreinigingsniveaus nog steeds een verkorting van de gemiddelde levensverwachting van ongeveer 4 maanden (Fischer et al., 2015). Bij langdurige blootstelling aan relatief hoge concentraties NO2 wordt onder andere een verminderde longfunctie waargenomen bij kinderen. Ook een toename van astma-aanvallen en ziekenhuisopnamen voor astma en een verhoogde gevoeligheid voor luchtweginfecties komen voor. De gezondheidseffecten treden vooral op bij hoge inspanning, tijdens periodes met hoge concentraties NO2 in de buitenlucht. Het is niet helder of NO2 zelf een effect op de gezondheid heeft of dat NO2 alleen een goede gidsstof is voor het door verkeersemissies gedomineerde luchtverontreinigingsmengsel. Er komt wel steeds meer wetenschappelijk bewijs dat het aannemelijk maakt dat NO2 zelf effecten op de gezondheid heeft (WHO Europe, 2013).
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Air Pollution and Mortality in Seven Million Adults: The Dutch Environmental Longitudinal Study (DUELS). Environ Health Perspect. 2015;123(7):697-704. Pubmed | DOI
- Review of evidence on health aspects of air pollution – REVIHAAP Project. Technical Report. Bonn: WHO Regional Office for Europe; 2013. Bron