Achtergrond

De vergrijzing van de Nederlandse bevolking heeft een grote invloed op het vóórkomen van aandoeningen (vooral op ouderdomsziekten) in Nederland. In een demografische prognose wordt op een relatief eenvoudige manier berekend wat het effect van demografie (en daarmee ook vergrijzing) is op het vóórkomen van een aandoening. Daarbij nemen we aan dat het relatieve vóórkomen van de aandoening (aantal ziektegevallen per 1.000 personen in de bevolking) naar leeftijd gelijk blijft in de toekomst. We veronderstellen daarbij dat andere (epidemiologische) ontwikkelingen (zoals ontwikkelingen in het vóórkomen van risicofactoren) geen effect hebben op het relatieve vóórkomen van de aandoening. In werkelijkheid zijn er meestal wél andere, epidemiologische ontwikkelingen die ook effect hebben op het vóórkomen van een aandoening. Zo is de trend in het aantal rokers van invloed op de trend in het aantal mensen dat longkanker krijgt. Deze epidemiologische ontwikkelingen en/of het effect daarvan op de toekomstige trend in het vóórkomen van een aandoening zijn vaak moeilijk te kwantificeren. Om deze reden beperken we ons vaak tot het kwantificeren van het effect van de demografie op de toekomstige trend in het vóórkomen van een aandoening. Een dergelijke demografische prognose is dus geen voorspelling van het toekomstige vóórkomen van een aandoening.

Methode

We veronderstellen bij een demografische prognose dat het relatieve voorkomen naar leeftijd gelijk blijft in de toekomst. Dus, stel dat in 2018 de prevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief. (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) van diabetes mellitus voor mannen van 40-44 jaar 21,1 per 1.000 inwoners is. We veronderstellen dan dat de prevalentie ook in de toekomst (bijvoorbeeld in 2040) onder 40-44-jarige mannen 21,1 per 1.000 inwoners zal zijn.
Met behulp van dit relatieve getal en het verwachte totaal aantal mannen van 40-44 jaar in de bevolking van 2040 (bron: CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek)-bevolkingsprognose) berekenen we vervolgens hoeveel 40-44-jarige mannen met diabetes er in 2040 zullen zijn. Hetzelfde doen we ook voor de andere leeftijdsklassen. De som van de uitkomsten voor de afzonderlijke leeftijdsklassen levert het totale verwachte aantal mannen met diabetes mellitus in 2040. Dit noemen we de demografische prognose van het aantal mannen met diabetes mellitus in 2040.

Gebruikte data

Data over vóórkomen van aandoeningen
De demografische prognose is gemaakt voor aandoeningen die voor de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) rapporteert het RIVM elke vier jaar over de ontwikkeling van de volksgezondheid in Nederland. (In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) rapporteert het RIVM elke vier jaar over de ontwikkeling van de volksgezondheid in Nederland.), 2020) zijn geselecteerd. Op basis van een aantal selectiecriteria, zoals hoge sterfte, hoge uitgaven, vermijdbaarheid en beleidsrelevantie zijn zo ruim 70 aandoeningen geselecteerd. Voor het maken van de demografische prognoses is uitgegaan van data over het vóórkomen van de aandoeningen naar leeftijd en geslacht in 2018. Voor een aantal aandoeningen is de prevalentie (jaar- of zorgprevalentie) als maat genomen voor het vóórkomen, voor een aantal andere aandoeningen is het aantal nieuwe gevallen (in geval van letsel: aantal bezoeken aan de spoedeisende-hulp-afdeling van een ziekenhuis) hiervoor als maat genomen.

CBS-bevolkingsprognose
Voor de demografische prognose 2018-2040 is gebruikgemaakt van de bevolkingsprognose 2019-2060 van het CBS. Deze prognose beschrijft de verwachte ontwikkeling van de Nederlandse bevolking tussen 2019 en 2060 op basis van veronderstellingen voor kindertal, migratie en sterfte.

Meer informatie

  • H.B.M. Hilderink (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • M.J.J.C. Poos (RIVM)
  • A.M. Gommer, red. (RIVM)