Resultaten prenataal bloedonderzoek zwangeren PSIE
Prevalenties uit de monitoring PSIE 2018
Aantal getest |
Aantal opgespoord |
Percentage opgespoord |
|
---|---|---|---|
Hepatitis B |
171.242 |
453 |
0,26 |
Actieve syfilis (verdenking) |
171.228 |
18 |
0,01 |
171.149 |
91 |
0,05 |
|
RhD-negatief |
171.169 |
24.578 |
14,4 |
Rhc-negatief |
171.120 |
34.722 |
20,3 |
Klinisch relevante IEA n.a.v. 1e bloedonderzoek |
171.170 |
507-546 |
0,30-0,32 |
Bron: Procesmonitor PSIE 2018 (niet gepubliceerd)
RhD = Rhesus (D)-antigeen
Rhc = Rhesus (c)-antigeen
IEA = irregulaire erytrocyten antistoffen
In 2018 had ongeveer 0,05% van zwangere vrouwen hiv
In 2018 bleek uit de Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE) dat de prevalentie van syfilis en hiv onder zwangere vrouwen respectievelijk 0,01 en 0,05% was. De bevallingen van zwangere vrouwen die in 2018 zijn gescreend, vonden plaats van ongeveer juli 2018 tot juli 2019. In deze periode is één kind met congenitale syfilis en zijn geen kinderen met hiv geboren.
Ongeveer 0,26% van zwangere vrouwen heeft hepatitis B
De prevalentie van hepatitis B bij zwangere vrouwen was 0,26% in 2018. 99,5% van de kinderen van hepatitis B-positieve zwangere vrouwen zijn in 2018 geïmmuniseerd met hepatitis B-immunoglobuline (HBIg) ter voorkoming van transmissie van moeder naar kind.
Bijna 25 duizend zwangere vrouwen Rhesus (D)-negatief in 2018
In 2018 waren bijna 25 duizend zwangere vrouwen Rhesus (D)-negatief en bijna 35 duizend zwangere vrouwen Rhesus (c)-negatief. Tijdige toediening van anti-Rhesus (D)-antistoffen bij Rhesus (D)-negatieve zwangere vrouwen met een Rh(D)-positief kind is belangrijk om te voorkomen dat deze vrouwen antistoffen maken tegen het bloed van hun kind. Sommige antistoffen kunnen het bloed van het kind afbreken en bloedarmoede veroorzaken. Voor zwangere vrouwen met bloedgroep Rhesus (c)-negatief is geen injectie met anti-Rhesus (c)-antistoffen beschikbaar. Deze vrouwen krijgen extra controles door de verloskundige of gynaecoloog.
Meer informatie
Datum publicatie
Resultaten prenatale screening down-, edwards- en patausyndroom
Uitslagen combinatietest met verhoogde kans en afwijkende uitslagen NIPT 2018
Percentage ongunstige uitslagen |
Aantal ongunstige uitslagen |
|
---|---|---|
Verhoogde kans volgens combinatietest | ||
Downsyndroom |
4,7 |
200 |
Edwardssyndroom |
1,3 |
54 |
Patausyndroom |
0,8 |
35 |
Totaal ongunstige uitslagen |
5,0 |
214 |
Afwijkende uitslag NIPT | ||
Downsyndroom |
0,36 |
267 |
Edwardssyndroom | 0,1 | 72 |
Patausyndroom | 0,07 | 56 |
Totaal ongunstige uitslagen | 0,53 | 395 |
Bron: Liefers & Atsma, 2019
- Combinatietest: een uitslag met een verhoogde kans betekent dat de kans op een kind met één van de drie syndromen groter of gelijk is aan 1:200.
- NIPT: voor down- en edwardssyndroom geldt dat 90% van de vrouwen met een afwijkende uitslag daadwerkelijk zwanger is van een kind met de aandoening. Voor patausyndroom geldt dit voor 50% van de vrouwen met een afwijkende uitslag.
- De percentages en aantallen zijn berekend op foetusniveau, inclusief meerlingzwangerschappen.
Bij 0,5% afwijkende uitslag NIPT
In 2018 was bij 0,5% (395) van de NIPT-testen sprake van een afwijkende uitslag en bij 5,0% (214) van de combinatietesten gaf de uitslag aan dat er een verhoogde kans was op één van de drie afwijkingen downsyndroom (trisomie 21), edwardssyndroom (trisomie 18) of patausyndroom (trisomie 13). Zowel voor de NIPT als de combinatietest geldt dat bij een ongunstige uitslag vervolgonderzoek nodig is om zeker te weten dat er sprake is van een kind met down-, edwards- of patausyndroom.
Meer informatie
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Monitor 2018. Prenatale screening op down-, edwards- en patausyndroom en het Structureel Echoscopisch Onderzoek. Nijmegen: Scientific Center for Quality of Healthcare (IQ healthcare), Radboudumc; 2019. Bron
Opgespoorde afwijkingen 20 wekenecho
Uitkomsten structureel echoscopisch onderzoek 2018
|
Positieve uitslag (vermoeden op afwijking) |
|
---|---|---|
|
Aantal |
Percentage |
Aangeboren afwijking |
6.206 |
4,4 |
Neurale buisdefect |
52 |
0,04 |
Bron: Liefers & Atsma, 2019
- Aantal SEO is exclusief herhalingsonderzoeken en vervolgonderzoeken
Bij ruim 4% afwijking ontdekt door 20 wekenecho
In 2018 resulteerde het structureel echoscopisch onderzoek (SEO) bij 4,4% (6.206) van de foetussen in een vermoeden op een afwijking (inclusief neurale buisdefecten) en bij 0,04% (52) van de foetussen in een vermoeden op een neuraal buisdefect. Het SEO, ook wel de 20 wekenecho genoemd, is een prenatale screening rond 20 weken zwangerschap gericht op het opsporen van neurale buisdefecten (open rug, open schedel) en een aantal andere lichamelijke afwijkingen (zoals hart- en nierafwijkingen). Het SEO vervolgonderzoek bestaat uit een geavanceerd ultrageluid onderzoek (GUO). Na een afwijkend SEO vond in ruim 75% van de zwangerschappen een GUO plaats (Liefers & Atsma, 2019).
Meer informatie
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Monitor 2018. Prenatale screening op down-, edwards- en patausyndroom en het Structureel Echoscopisch Onderzoek. Nijmegen: Scientific Center for Quality of Healthcare (IQ healthcare), Radboudumc; 2019. Bron
Opgespoorde aandoeningen hielprikscreening
Trend in opgespoorde aandoeningen hielprikscreening, 2002-2019
Perioden | Opsporingspercentage NHS |
---|---|
2002 | 98 |
2003 | 99,1 |
2004 | 100 |
2005 | 100 |
2006 | 98,9 |
2007 | 99,4 |
2008 | 97,4 |
2009 | 98,9 |
2010 | 99 |
2011 | 97,2 |
2012 | 98,4 |
2013 | 94,8 |
2014 | 96,5 |
2015 | 100 |
2016 | 97,9 |
2017 | 97,9 |
2018 | 98,9 |
2019 | 98,1 |
Hielprik spoort merendeel aandoeningen op waarop gescreend wordt
In 2019 werd 98,1% van de pasgeborenen met een zeldzame ernstige aandoening waarop gescreend wordt, opgespoord via de neonatale hielprikscreening (TNO, 2020). Dit percentage ligt sinds 2002 tussen de 95 en 100%. De neonatale hielprikscreening bestaat uit het afnemen van bloed bij de pasgeborenen. In de periode 2011-2016 waren 17 of 18 aandoeningen opgenomen in het programma. In 2017-2018 waren dit er 19, 22 vanaf 1 oktober 2019 en vanaf 1 oktober 2020 zijn het 23 aandoeningen. Een snelle opsporing van de aandoeningen kan zeer ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van een kind voorkomen of beperken.
Meer informatie
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- De neonatale hielprikscreening. Monitor 2019. Leiden: TNO; 2020. Bron
Opgespoord gehoorverlies door neonatale gehoorscreening
Aantal pasgeborenen met gehoorverlies ontdekt via screening
Opgespoord gehoorverlies JGZ |
Opgespoord gehoorverlies NICU's |
|||
---|---|---|---|---|
Jaar |
dubbelzijdig |
enkelzijdig |
dubbelzijdig |
enkelzijdig |
2011 |
99 |
88 |
82 |
37 |
2012 |
119 |
91 |
94 |
34 |
2013 |
113 |
87 |
77 |
40 |
2014 |
124 |
95 |
89 |
38 |
2015 |
113 |
82 |
75 |
26 |
2016 |
128 |
68 |
101 |
31 |
2017 |
119 |
74 |
87 |
30 |
2018 |
146 |
85 |
68 |
29 |
2019 |
129 |
77 |
||
Gemiddeld 2011-2018 |
120 |
84 |
84 |
33 |
Gemiddeld 2012-2019 |
124 |
82 |
- Voor het aantal kinderen met gehoorverlies dat op de NICU is opgespoord, zijn nog geen cijfers over 2019 beschikbaar.
Vroegtijdige opsporing maakt eerdere behandeling en begeleiding mogelijk
Door vroegtijdige opsporing van gehoorverlies bij pasgeborenen kunnen behandeling en begeleiding eerder van start gaan. Daardoor draagt vroegtijdige opsporing bij aan betere ontwikkelingsmogelijkheden van slechthorende kinderen.
Per jaar ongeveer 200 kinderen met gehoorverlies opgespoord vanuit JGZ
In de periode 2012-2019 werden in Nederland vanuit de JGZ gemiddeld 124 kinderen per jaar met een dubbelzijdig gehoorverlies en 82 kinderen met een enkelzijdig gehoorverlies opgespoord (respectievelijk 0,74 en 0,49 per 1.000 kinderen die in aanmerking kwamen voor screening). In 2019 ging het om 129 kinderen met een bilateraal verlies en 77 kinderen met een unilateraal verlies (respectievelijk 0,78 en 0,46 per 1.000 kinderen die in aanmerking kwamen voor screening) (van der Ploeg et al., 2020). Hier komen nog de kinderen bij die door middel van de gehoorscreening op de intensive care afdelingen voor pasgeborenen (NICU's) worden opgespoord.
Per jaar ongeveer 120 kinderen met gehoorverlies opgespoord in NICU's
In de periode 2011-2018 werden in de Neonatale Intensive Care Units (NICU's) gemiddeld 84 kinderen per jaar opgespoord met een bilateraal gehoorverlies en 33 kinderen met een unilateraal gehoorverlies. In 2018 ging het om 68 kinderen met een bilateraal verlies en 29 kinderen met een unilateraal verlies (respectievelijk 1,9 en 0,8% van de gescreende kinderen) (de Graaff-Korf et al., 2020).
Meer informatie
Datum publicatie
Bronnen en literatuur
Literatuur
- Neonatale gehoorscreening door de Jeugdgezondheidszorg. Monitor over 2019. Leiden: TNO; 2020. Bron
- Jaarverslag neonatale gehoorscreening in de Neonatale Intensive Care Units 2018. Zwolle: Isala; 2020. Bron
- Neonatale gehoorscreening door de Jeugdgezondheidszorg. Monitor over 2018. Leiden: TNO; 2019. Bron
Resultaten bevolkingsonderzoek borstkanker
Resultaten bevolkingsonderzoek borstkanker 2018
Aantal |
Percentage |
|
---|---|---|
Totaal uitgenodigd |
1,27 miljoen |
|
Aantal gescreend |
979.341 |
|
Aantal verwezen |
21.870 |
22,3 per 1.000 gescreend |
Diagnose borstkanker |
6.519 |
30% van aantal verwezen |
|
5.127 |
78,6% van borstkanker |
|
1.392 |
21,4% van borstkanker |
Per 1.000 deelnemers krijgen bijna 7 diagnose borstkanker
In 2018 zijn in totaal 979.341 screeningsonderzoeken naar borstkanker uitgevoerd. Per 1.000 gescreende vrouwen werden ruim 22 naar het ziekenhuis verwezen voor diagnostisch onderzoek. Bij 6.519 vrouwen werd de diagnose borstkanker gesteld. Dit komt overeen met 6,7 per 1.000 gescreende vrouwen. Van de opgespoorde borsttumoren was 21,4% een ductaal in situ carcinoom (DCIS) en 78,6% een invasief carcinoom.
Meer informatie
Datum publicatie
Percentages gevonden afwijkingen in bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker
Trend in afwijkende uitstrijkjes in bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, 2004-2014
Jaar | Licht afwijkend | Sterk afwijkend |
---|---|---|
2004 | 2,4 | 0,6 |
2005 | 2,3 | 0,6 |
2006 | 2,2 | 0,6 |
2007 | 2,6 | 0,7 |
2008 | 2,8 | 0,7 |
2009 | 3,2 | 0,8 |
2010 | 3,2 | 0,8 |
2011 | 3,4 | 0,9 |
2012 | 3,5 | 0,8 |
2013 | 3,7 | 0,8 |
2014 | 3,7 | 0,9 |
Veruit de meeste uitstrijkjes vertonen geen afwijkingen
In 2014 vertoonde 93,8% van de bevolkingsonderzoekuitstrijkjes geen afwijkingen. Van de uitstrijkjes bevatte 3,7% lichte afwijkingen op grond waarvan volgens de richtlijnen een advies voor een herhalingsuitstrijkje na een half jaar zou moeten worden geadviseerd. En 0,9% van de uitstrijkjes bevatte ernstige afwijkingen waarna volgens de richtlijnen directe verwijzing naar de gynaecoloog plaats zou moeten vinden. In 2014 moest 1,7% van de uitstrijkjes herhaald worden, met als reden dat zij van onvoldoende kwaliteit waren. Het percentage licht afwijkende uitstrijkjes is toegenomen in de periode 2006-2013. Het percentage sterk afwijkende uitstrijkjes is in dezelfde periode licht gestegen (Bron: LEBA).
Aantal afwijkingen gevonden bij eerste vervolguitstrijkje en na verwijzing gestabiliseerd
In de periode 2005-2011 was sprake van een toename van het aantal vrouwen dat op basis van een afwijkend eerste vervolguitstrijkje is verwezen naar de gynaecoloog. Dit percentage lijkt sinds 2011 te stabiliseren. Ook het aantal vrouwen bij wie een relevant voorstadium van baarmoederhalskanker is gedetecteerd na verwijzing naar de gyneacoloog, is na een aanvankelijke toename gestabiliseerd. De detectie van baarmoederhalskanker is hierdoor ook stabiel (Bron: LEBA).
Meer informatie
Resultaten bevolkingsonderzoek darmkanker
Resultaten bevolkingsonderzoek darmkanker 2019
Aantal |
Percentage |
|
---|---|---|
Totaal uitgenodigd |
2.193.058 |
|
Deelgenomen |
1.568.511 |
71,5% van uitgenodigd |
Verwijzing voor kijkonderzoek |
67.391 |
4,3% van deelnemers |
Kijkonderzoek uitgevoerd |
57.558 |
85,4% van verwezen |
Diagnose darmkanker |
3.086 |
5% van kijkonderzoek |
Diagnose advanced adenoom |
18.054 |
31% van kijkonderzoek |
Per 1.000 deelnemers krijgen 2 diagnose darmkanker
In 2019 hebben 1.568.511 personen deelgenomen aan het onderzoek (screeningstest FIT). Van de deelnemers aan het bevolkingsonderzoek is 4,3% verwezen voor kijkonderzoek. Na screening en vervolgdiagnostiek met coloscopie is bij 3.086 deelnemers darmkanker vastgesteld. Dit komt overeen met een detectiecijfer van 2,0 per 1.000 deelnemers. Bij 18.054 deelnemers is een advanced adenoom vastgesteld. Dit komt overeen met een detectiecijfer van 11,5 per 1.000 deelnemers.