Trend in geboorteprevalentie van aangeboren hartafwijkingen
Geboorteprevalentie van aangeboren hartafwijkingen 1991-2017
Jaar | Betreft 5-jaarsgemiddelde | Aangeboren hartafwijkingen | Niet genetische afwijkingen | Ventrikelseptumdefect | Ernstige harfafwijkingen |
---|---|---|---|---|---|
1995 | 1991-1995 | 68,1 | 59,3 | 33,3 | |
1996 | 1992-1996 | 66,6 | 57,7 | 32,3 | |
1997 | 1993-1997 | 66,4 | 57,5 | 31,6 | |
1998 | 1994-1998 | 65,5 | 55,9 | 30,4 | |
1999 | 1995-1999 | 64,1 | 54 | 29,2 | |
2000 | 1996-2000 | 63,2 | 53,2 | 28 | |
2001 | 1997-2001 | 62,7 | 52,2 | 26,2 | |
2002 | 1998-2002 | 63,6 | 53,3 | 25,4 | 5,1 |
2003 | 1999-2003 | 64,4 | 54,2 | 25,7 | 9,7 |
2004 | 2000-2004 | 67,7 | 56,8 | 28,1 | 16,3 |
2005 | 2001-2005 | 69,1 | 57,4 | 29,7 | 20,3 |
2006 | 2002-2006 | 70,9 | 60,1 | 32,2 | 24,2 |
2007 | 2003-2007 | 70,4 | 58,9 | 34,2 | 23,3 |
2008 | 2004-2008 | 70,7 | 58,9 | 35,7 | 22,2 |
2009 | 2005-2009 | 68,1 | 56,1 | 34,2 | 19,9 |
2010 | 2006-2010 | 68,9 | 57 | 34 | 20,7 |
2011 | 2007-2011 | 69,5 | 56,5 | 35,9 | 20,2 |
2012 | 2008-2012 | 72,4 | 59,6 | 36,3 | 20,7 |
2013 | 2009-2013 | 73,9 | 61,5 | 37,6 | 21,2 |
2014 | 2010-2014 | 75,1 | 63,9 | 39,9 | 21 |
2015 | 2011-2015 | 71,2 | 61,3 | 39 | 19,7 |
2016 | 2012-2016 | 66 | 57,8 | 35,1 | 19,6 |
2017 | 2013-2017 | 59,7 | 52,4 | 32,5 | 19 |
Bron: Eurocat (2019)
- vijfjaarsgemiddelde: bijvoorbeeld 2017 in de grafiek betreft het gemiddelde van de periode 2013-2017.
Geen duidelijke trend in aantal aangeboren hartafwijkingen
De geboorteprevalenties van aangeboren hartafwijkingen vertonen voor de jaren tussen 2005 en 2017 geen duidelijke trend. Het aantal ernstige gevallen lijkt constant. De geboorteprevalentie van ventrikel septum defekt, de meest frequent ontdekte aangeboren hartafwijking vertoont eenzelfde trend als het totaal van alle hartafwijkingen. Het aandeel hartafwijking dat tegelijk optrad met een genetische aandoening, zoals bijvoorbeeld downsyndroom nam ook af.
Meer informatie
- Definities: Aangeboren afwijkingen aan hartvaatstelsel en geboorteprevalentie
- Gebruikte gegevensbronnen zie: Bronverantwoording
Trend prevalentie aangeboren hartafwijkingen in huisartsenpraktijk
Zorgprevalentie aangeboren hartafwijkingen 2011-2019
Jaar | Mannen | Vrouwen | Mannen (absoluut) | Vrouwen (absoluut) |
---|---|---|---|---|
2011 | 100 | 100 | 6.200 | 5.700 |
2012 | 115 | 123 | 7.100 | 7.100 |
2013 | 111 | 115 | 6.900 | 6.600 |
2014 | 121 | 133 | 7.500 | 7.600 |
2015 | 131 | 141 | 8.100 | 8.100 |
2016 | 112 | 132 | 6.900 | 7.600 |
2017 | 140 | 148 | 8.700 | 8.500 |
2018 | 133 | 147 | 8.300 | 8.400 |
2019 | 133 | 146 | 8.300 | 8.400 |
- ICPC-code K73
- Gestandaardiseerd naar de bevolking van Nederland in 2011
- Geïndexeerd (2011 is 100)
- De absolute cijfers (niet-gestandaardiseerd) zijn zichtbaar in de tabelweergave.
Prevalentie aangeboren hartafwijkingen toegenomen
De zorgprevalentie van aangeboren hartafwijkingen is de periode 2011-2019 toegenomen, voor zowel mannen (toename 33%) als vrouwen (toename 46%). Het betreft hier het aantal mensen dat voor deze klachten zorg heeft gehad van de huisarts of waarvan de huisarts wist dat de patiënt zorg ontving in de tweede lijn. Deze trend is gecorrigeerd voor veranderingen in de omvang en leeftijdsopbouw van de bevolking (standaardisatie).
Het per jaar geschatte en ongecorrigeerde aantal mensen dat zorg heeft ontvangen voor aangeboren hartafwijkingen is voor mannen toegenomen van 6.200 in 2011 naar 8.300 in 2019. Voor vrouwen is dit aantal toegenomen van 5.700 in 2011 naar 8.400 in 2019 (absolute aantallen zichtbaar in de tabelweergave).
Meer informatie
Datum publicatie
Trend in sterfte als gevolg van aangeboren hartafwijkingen
Sterfte aan aangeboren hartafwijkingen 1980-2018
Jaar | Mannen | Vrouwen | Totaal |
---|---|---|---|
1980 | 168 | 137 | 305 |
1981 | 181 | 123 | 304 |
1982 | 190 | 119 | 309 |
1983 | 169 | 121 | 290 |
1984 | 163 | 111 | 274 |
1985 | 147 | 118 | 265 |
1986 | 162 | 142 | 304 |
1987 | 150 | 112 | 262 |
1988 | 131 | 99 | 230 |
1989 | 127 | 111 | 238 |
1990 | 158 | 114 | 272 |
1991 | 147 | 83 | 230 |
1992 | 140 | 110 | 250 |
1993 | 141 | 98 | 239 |
1994 | 148 | 94 | 242 |
1995 | 116 | 115 | 231 |
1996 | 102 | 68 | 170 |
1997 | 105 | 92 | 197 |
1998 | 97 | 67 | 164 |
1999 | 89 | 61 | 150 |
2000 | 100 | 79 | 179 |
2001 | 98 | 73 | 171 |
2002 | 85 | 58 | 143 |
2003 | 103 | 65 | 168 |
2004 | 84 | 84 | 168 |
2005 | 94 | 68 | 162 |
2006 | 108 | 71 | 179 |
2007 | 73 | 66 | 139 |
2008 | 55 | 53 | 108 |
2009 | 70 | 57 | 127 |
2010 | 60 | 54 | 114 |
2011 | 71 | 53 | 124 |
2012 | 62 | 45 | 107 |
2013 | 49 | 56 | 105 |
2014 | 47 | 31 | 78 |
2015 | 40 | 41 | 81 |
2016 | 43 | 31 | 74 |
2017 | 65 | 28 | 93 |
2018 | 42 | 43 | 85 |
Bron: CBS Doodsoorzakenstatistiek (gedownload van CBS StatLine in augustus 2019)
- ICD-10-codes Q20-Q28
- Cijfers over 2018 zijn voorlopig
- De sterftecijfers vanaf 2013 zijn minder goed vergelijkbaar met eerdere jaren, omdat het CBS is overgestapt van handmatig naar automatisch coderen (zie Verantwoording)
Sterke daling in sterfte aan aangeboren hartafwijkingen
De totale sterfte aan aangeboren hartafwijkingen (alle leeftijden) is sinds 1980 sterk gedaald van rond de 300 sterfgevallen per jaar naar rond de 85 sterfgevallen per jaar in de periode 2015-2019. Snellere (prenatale) opsporing gevolgd door een tijdiger en verbeterde behandeling hebben de sterfte aan aangeboren afwijkingen in de afgelopen decennia doen afnemen en het aantal overlevenden doen toenemen (Zomer et al., 2011).
Meer informatie
Trend in sterfte als gevolg van aangeboren hartafwijkingen bij zuigelingen
Sterfte zuigelingen aan aangeboren hartafwijkingen, 1996-2014
Jaar | Jongens | Meisjes | Totaal |
---|---|---|---|
1996 | 65 | 34 | 99 |
1997 | 66 | 49 | 115 |
1998 | 63 | 42 | 105 |
1999 | 51 | 38 | 89 |
2000 | 62 | 46 | 108 |
2001 | 56 | 39 | 95 |
2002 | 51 | 34 | 85 |
2003 | 68 | 36 | 104 |
2004 | 51 | 39 | 90 |
2005 | 52 | 38 | 90 |
2006 | 68 | 44 | 112 |
2007 | 30 | 28 | 58 |
2008 | 29 | 26 | 55 |
2009 | 33 | 29 | 62 |
2010 | 30 | 30 | 60 |
2011 | 31 | 24 | 55 |
2012 | 36 | 27 | 63 |
2013 | 25 | 31 | 56 |
2014 | 21 | 14 | 35 |
Daling zuigelingensterfte door aangeboren hartafwijkingen
Bij zuigelingen is de sterfte aan een aangeboren hartafwijking vanaf 1996 sterk gedaald van ongeveer 100 gevallen per jaar (5 per 10.000 levendgeborenen ) in de periode 1996-2006 naar ongeveer 60 gevallen per jaar (rond 3 tot 3,5 per 10.000 levendgeborenen) in de periode 2007-2013. In 2014 is de sterfte aan aangeboren hartafwijkingen bij zuigelingen verder gedaald tot 35-40 per jaar, dat is ongeveer 2 per 10.000 levendgeborenen. In de jaren vijftig was deze sterfte nog 15 tot 20 per 10.000 pasgeborenen. Bij zuigelingen is de sterftedaling vooral sterk geweest in 2007, het jaar van invoering van de landelijke programmatische routinematige echoscopische screening (20-weken echo).
Toename prenatale detectie aangeboren hartafwijkingen
Met de invoering van het Structureel Echoscopisch Onderzoek (SEO) is in een deel van Nederland de prenatale detectie van aangeboren hartafwijkingen significant toegenomen. Dat ging gepaard met een drievoudige toename in het aantal zwangerschapsbeëindigingen, maar alleen voor afwijkingen met een ernstige afwijking (Baardman et al., 2014). Ander Nederlands onderzoek (van Velzen et al., 2015) laat effecten zien van de invoering van de SEO en van een gerichte training van de uitvoerders van die screening. Zij rapporteren een stijging van de prenatale detectie van aangeboren hartafwijkingen met rond 24% tot bijna 60%. Dat ging gepaard met een verhoging van de overlevingskansen en een verminderde ziektelast voor de groep kinderen met een transpositie van de grote vaten.
Meer informatie
- Definities: Aangeboren afwijkingen aan hartvaatstelsel en geboorteprevalentie
- Gebruikte gegevensbronnen zie: Bronverantwoording
Bronnen en literatuur
Bronnen
- zorggegevens.nl , Doodsoorzakenstatistiek.
Literatuur
- Impact of introduction of 20-week ultrasound scan on prevalence and fetal and neonatal outcomes in cases of selected severe congenital heart defects in The Netherlands. Ultrasound Obstet Gynecol. 2014;44(1):58-63. Pubmed | DOI
- Authors' reply re: Prenatal detection of congenital heart disease-results of a national screening programme. BJOG. 2015;122(10):1421. Pubmed | DOI
Factoren die van invloed zijn op de trends van aangeboren hartafwijkingen
Verschillende factoren van invloed op het voorkomen van aangeboren hartafwijkingen
Ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op het toe- of afnemen van het aantal aangeboren hartafwijkingen:
- Echoscopische screening (zoals de SEO en de Down screening) leiden tot vroegtijdige opsporing van (ernstige) aangeboren hartafwijkingen, deels gevolgd door abortus. Dit verklaart een deel van de recente daling aan de sterfte aan aangeboren hartafwijkingen van nuljarigen in Nederland. Een verdere toename van de deelnamegraad aan de screeningen kan leiden tot een daling van het aantal kinderen met een aangeboren hartafwijking.
- Door verbeterde behandelingsmethode is met name de kans op overleving na het eerste jaar toegenomen (van der Bom et al., 2012; Irving & Chaudhari, 2012).
-
Door een verdere toename van het gebruik van IVF-technieken kan het aantal kinderen met een aangeboren hartafwijking toenemen.
Bronnen en literatuur
Literatuur
- The prevalence of adult congenital heart disease, results from a systematic review and evidence based calculation. Am Heart J. 2012;164(4):568-75. Pubmed | DOI
- Cardiovascular abnormalities in Down's syndrome: spectrum, management and survival over 22 years. Arch Dis Child. 2012;97(4):326-30. Pubmed | DOI